De kredietcrisis van 2008, en vooral de aanloop daarnaartoe, komt weer in herinnering nu er sprake is van excessieve geldschepping. Een persoonlijke visie van een belegger op basis van een kwarteeuw professionele ervaring.
Aan de vooravond van de kredietcrisis van 2008 tuurde ik als beleggingsstrateeg naar tekenen van manisch gedrag. Op allerlei plaatsen waren prijzen in historisch perspectief doorgeschoten. Nooit eerder betaalden Amerikanen zo veel voor een huis. Een vat olie kostte een ongekende 145 dollar. En de euro tikte een record aan van 1,60 dollar. Tot zover het makkelijke deel van het werk. Lastiger was het om het met collega’s eens te worden over de verklaring voor deze uitschieters.
Voor elk record circuleerde namelijk een geloofwaardige, geruststellende redenering. In de Verenigde Staten zou de hausse op de huizenmarkt passen bij het solide economische fundament. Olie zou duurder blijven dan vroeger door de onstilbare Chinese honger naar grondstoffen. En de euro dankte zijn kracht aan de hoge groei in zuidelijke landen. Zij haalden hun achterstand op het noorden in, waardoor de economische eenheid van de eurozone toenam. Elke verklaring klonk plausibel. Stuk voor stuk sloegen ze de plank mis.
De visie, de fantasie en de gek
Om de records te verklaren had je minder fantasie nodig dan de visionaire verhalen die de ronde deden. Een gortdroge kijk op geld kwam beter van pas. De Amerikanen en Europeanen bliezen immers broederlijk een kredietzeepbel. Ondertussen volgde China een onhoudbaar groeimodel gebaseerd op overmatige investeringen. Samen veroorzaakten deze drie blokken talloze excessen in de wereldeconomie. Sommige daarvan sprongen in het oog zoals de bubbels op de Ierse en Spaanse huizenmarkt. Andere bleven onder de radar dankzij ondoorzichtige financiële constructies en naïviteit.
De kredietcrisis leerde mij dat een beleggingsstrateeg voortdurend op zijn hoede dient te zijn voor verhalen die visionair klinken maar vermoedelijk fantastisch zijn. Dat geldt vooral als krediet goedkoop is omdat fantasten dan eenvoudig aan financiering kunnen komen. Zolang er meer geld is dan gekken stijgen de koersen, aldus de Franse belegger Charles Gave. Zijn er daarentegen meer gekken dan geld, dan gaat het mis. Op dat moment wordt duidelijk welke ondernemingen op drijfzand zijn gebouwd, en waar beleggers hun kapitaal kwijtraken.
Dankzij de centrale banken in de Verenigde Staten, Europa, China en Japan klotst er nu meer geld rond dan er gekken zijn. In deze omgeving kan het niet anders dan dat zich uitzonderlijke koersontwikkelingen voordoen. Ook zal het gonzen van overtuigend klinkende verhalen die deze uitzonderingen tot nieuwe norm verheffen. In mijn bureaula bewaar ik een lijstje met zulke verdachte verhalen. Voor deze gelegenheid heb ik er twee uitgekozen.
Het eerste verhaal gaat over digitaal valuta’s. Inmiddels bestaan er honderden, met ronkende namen als ethereum en ripple. Het meest bekend is de eerste virtuele munt, bitcoin. Digitaal geld wordt niet gecreëerd door centrale banken of commerciële banken, maar door fintechondernemers die een eigen betalingssysteem exploiteren. Steeds meer mensen ruilen hun gewone geld om voor een digitaal betaalmiddel. Hierdoor stijgt de waarde van virtuele munten exponentieel. Zo is de prijs van een bitcoin in één jaar gestegen van 1000 dollar naar ruim 5000 dollar. Over inflatie gesproken.
Het is waar dat je bij steeds meer onlinewinkels met bitcoin kunt betalen. Overigens ruilen die winkels deze weer om in de nationale munt. Want digitale munten zijn niet echt, zoals de Amerikaanse belegger Howard Marks fijntjes constateert. Probeer er maar eens je belasting mee te betalen. Virtuele munten zijn ruilmiddelen die in beperkte kring worden aanvaard. Hun waarde schommelt bovendien sterk. Zij varieert met de gretigheid waarmee mensen erin stappen. Dat maakt virtuele munten tot ideale kandidaten voor speculatie.
Winnende batterijen
Het tweede verhaal gaat over elektrische voertuigen. Om de CO2-uitstoot te verminderen, verbieden steeds meer landen dat mensen over tien tot twintig jaar nog een nieuwe auto aanschaffen die rijdt op benzine, diesel of gas. Autofabrikanten zoeken daarom naar nieuwe brandstof zoals batterijen, waterstof en zonne-energie. In de markt voor elektrische auto’s gooit Tesla hoge ogen. Het aandeel is in een jaar van $ 200 naar 350 dollar gestegen. Vijf jaar terug kostte het slechts 25 dollar.
De koerswinst is opvallend voor een bedrijf dat met verlies draait en dat voor de verkoop erg afhankelijk is van overheidssubsidies. Zo kelderde de verkoop van elektrische auto’s in Denemarken in 2016 met 60 procent nadat de subsidie erop werd afgeschaft. Begin 2017 gebeurde hetzelfde in Hongkong. In Noorwegen, een grote afzetmarkt van Tesla, overweegt de nieuwe regering een vermindering van de subsidie op zware elektrische auto’s. Doordat in een Tesla achtduizend batterijen zitten die samen zo’n 750 kilo wegen, zou deze maatregel hard aankomen.
Pikant is dat Noorwegen zich een forse subsidie op elektrische auto’s kan permitteren dankzij de export van olie en gas. Pikant is ook dat elektrische auto’s de CO2-uitstoot verergeren in landen waar de laadpalen worden gevoed met elektriciteit uit kolencentrales. Dat geldt bijvoorbeeld in de Verenigde Staten en China. Zakenbank Morgan Stanley berekende dat de trotse Amerikaanse bezitter van een Tesla meer CO2 uitstoot dan de licht gegeneerde eigenaar van een benzineauto. Nieuwe technologieën en markten stellen burgers, bedrijven en beleidsmakers voor verrassingen.
In dit verhaal zal de grootste verrassing zijn wat de winnende batterijtechnologie wordt, en hoe de efficiency van deze batterij zich verhoudt tot andere duurzame energiebronnen. Elon Musk, de charismatische oprichter van Tesla, erkent dat zijn batterij nauwelijks meer valt te verbeteren. Dat biedt weinig perspectief voor een grotere actieradius van de auto. Ongetwijfeld onderzoekt hij alternatieven. Dat geldt ook voor gevestigde autofabrikanten en kleine innovatieve ondernemingen, want duurzaam vervoer is een groeimarkt. Beleggers in Tesla zien Musk als een visionair. Zelf heb ik mijn twijfels over iemand die ervan droomt om Mars te koloniseren. Hoe dan ook is hij de ideale topman voor een aandeel met fantasie.
Bruno de Haas is hoofd beleid en onderzoek bij Media Pensioen Diensten. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.
Dit artikel is gepubliceerd in het Fondsnieuws-magazine dat op 1 november is verschenen.