8 mag dan wel hét geluksgetal in China zijn, 7 was een soort heilige koers van de Chinese renminbi tegenover de dollar. Sinds 2008 kwam de genoemde koers niet boven 7,00 uit.
Dat schrijft Edin Mujagić, hoofdeconoom OHV Vermogensbeheer, in zijn mailing genaamd ‘Overpeinzingen van een macro-econoom’.
‘In 2016 en 2018, jaren van spanningen tussen China en de VS, lieten de beleidsmakers in Beijing de koers tot 6,9 en nog wat klimmen maar verdedigden ze de 7-lijn met alles wat ze hadden. Een zwakkere yuan in economisch wat mindere tijden en/of als vergelding tegen de Amerikaanse invoerheffingen was prima (een zwakkere yuan maakt de Amerikaanse producten in China duurder en Chinese producten goedkoper in dollars), maar tot op zekere hoogte.
En dat was niet zonder reden. De yuan behoorlijk laten verzwakken, zou namelijk nogal wat ongewenste bijwerkingen kunnen hebben.
Om te beginnen is het een bot wapen. Een revaluatie zou niet alleen de Amerikaanse importen maar álle importen van China duurder maken. En dat had China zomaar ruzie met Europa en andere landen kunnen opleveren.
Daarnaast zou de inflatie in China stijgen doordat de importgoederen duurder worden. Met een inflatiepercentage van tussen 2,0 en 2,5 procent op het moment, had een verdere stijging de kans op sociale onrusten kunnen vergroten.
Als Beijing openlijk de waarde van de yuan zou verlagen, dan riskeerde het land een all-out valuta-oorlog met de VS. Met andere woorden: de Amerikanen zouden wel eens willens en wetens hun dollar omlaag kunnen praten. China zou dan óf niets winnen met zijn oorspronkelijke devaluatie óf de eigen munt verder in waarde moeten verlagen om de VS te raken. Maar de kans is groot dat de VS dan weer zouden volgen.
Reservemunt
Het devalueren van de yuan zou ook haaks staan op de langetermijndoelstelling van China een grote internationale speler te worden op economisch gebied en, in het verlengde daarvan, om de yuan een reservemunt te maken. Een reservemunt is de munt waar andere landen hun valutareserves in houden.
Alleen een munt waar andere landen vertrouwen in hebben, kan in aanmerking komen voor die status. Vertrouwen in een munt komt er doorgaans als de overheid in kwestie niet ingrijpt in de waardevorming ervan en die munt sterker wordt (wat een uiting is van het vertrouwen dat anderen erin hebben). China heeft de laatste jaren heel veel geïnvesteerd in het opbouwen van een imago van een betrouwbare partner in dit opzicht om buitenlandse investeringen aan te trekken en andere landen te stimuleren yuan te gebruiken in hun handel met China. Een devaluatie van de yuan nu zou de resultaten van die inspanningen in de afgelopen jaren, ongedaan maken.
Internationalisatie
Internationalisatie van een munt betekent dat de koers van die munt uiteindelijk vrij tot stand zal komen op de valutamarkt, dus dat de koers gaat zweven. De Chinese yuan is nog niet zo’n munt maar, zoals gezegd, streeft China ernaar de yuan wel op termijn zo ver te brengen. Als Beijing bij eerste de beste ruzie de munt van hogerhand echter zwakker zou maken, lees de koers zou manipuleren, dan zou dat haaks staan op dat streven. Het zou bovendien de toekomstige stappen richting internationalisering ongeloofwaardig maken. Immers, wie zou beleggers en de overheden in andere landen garanderen dat China vroeg of laat niet zou terugvallen op de manipulatie van de waarde van zijn eigen munt?
Een zwakkere yuan zou ook veel, grote, Chinese bedrijven in problemen kunnen brengen. Die hebben in de afgelopen jaren namelijk veel dollarleningen afgesloten. De aflossingen luiden dan ook uiteraard in dollars. Zou de yuan zwakker worden, dan hebben die bedrijven meer lokale valuta nodig om dollars te kopen voor die aflossingen.
Toch hebben de autoriteiten in Beijing het nu toegestaan dat de koers van de yuan tegenover de dollar, door de heilige 7-yuan per dollar grens heen breekt. Waarom? En hoe groot is de kans dat de weg nu open is voor een stijging richting 8,00, het niveau waar de koers tussen 1995 en 2008 op of boven lag?
Desperate times ask for desperate measures
In mijn optiek geeft het feit dat Beijing het toegestaan heeft dat de koers boven de 7-lijn uitkomt, weer hoe zeer de Chinese economie lijdt onder onder meer de handelsoorlog met de VS. Desperate times ask for desperate measures, zeg maar.
De economie van China lijdt ook onder de varkenspest. China is een grote producent en verbruiker van varkensvlees. Door de varkenspest moest een groot deel van de dieren geruimd worden, waardoor de prijs van varkensvlees enorm is gestegen. Aangezien voedsel zwaar meeweegt in het inflatiemandje in China en varkensvlees een zeer belangrijk onderdeel van de voedsel-component is, is het te verwachten dat de inflatie flink zal oplopen, naar het hoogste niveau in bijna 10 jaar.
Dat zou de koopkracht van de middenklasse zodanig hard kunnen raken, dat de economische groei verder onder druk komt te staan. Overigens: een behoorlijk lager aantal varkens in China betekent ook dat China veel minder sojabonen hoeft te importeren, wat de spanningen met de VS verder onder spanning kan zetten.
Uitlaatklep
De yuan zwakker laten worden, is een soort uitlaatklep. Dat gezegd hebbende verwacht ik niet dat de koers richting 8,00 zal klimmen. Enige stijging van de koers boven 7,00 kan Beijing nog plausibel scharen onder marktconform. Immers, de economische groei in het land is vertraagd en kan verder vertragen, waar een zwakkere munt niet vreemd bij is.
Een stijging naar 7,3 kan al voldoende zijn om het recent aangekondigde nieuwe Amerikaanse tarief van 10 procent op Chinese goederen, te neutraliseren.
Als Beijing zou toestaan dat de koers verder klimt, riskeert het echter kapitaalvlucht uit het land. Dat zou de economische groei verder raken maar zou ook voor financiële instabiliteit kunnen zorgen. Daar komen de eerder genoemde mogelijke bijwerkingen bij, zoals het aanzien van de yuan in de wereld en de mogelijke problemen voor veel Chinese bedrijven die dollarleningen opgenomen hebben. Die bijeffecten mitigeren met stimulerend beleid, is veel lastiger dan in het verleden. Enerzijds omdat de schulden inmiddels aanmerkelijk hoger liggen dan enkele jaren geleden en anderzijds omdat, mede daardoor, effect van elke extra yuan die de overheid in de economie pompt, kleiner is dan voorheen.
Een stijging van de koers naar 7,30 zou dus de nieuwe Amerikaanse heffingen compenseren én plausibel als marktconform ‘verkocht’ kunnen worden, maar niet noodzakelijkerwijs voor kapitaalvlucht zorgen. Chinese bedrijven met veel dollarleningen zouden het nog wel kunnen bolwerken. Bij een veel hogere koers zouden de negatieve bijeffecten echter zomaar de overhand kunnen krijgen.
In het Boeddhisme, ook groot in China, wordt het getal 7 geassocieerd met het woord ‘heilig’. Het zou me niet verbazen als een 7 voor de komma heilig blijft voor de Chinese beleidsmakers als we het hebben over de wisselkoers van de yuan ten opzichte van de dollar.’