Stockpicking wordt beloond in de markt. Dat geldt ook ná aftrek van kosten. ‘Beleggers moeten minder actieve beleggingsfondsen vermijden.’
Dat stelde Antti Petajisto, professor aan de New York University Stern School of Business, tijdens een lezing in Slot Zeist.
Het door Fidelity International georganiseerde evenement werd druk bezocht door beleggingsprofessionals.
Petajisto doet al jarenlang onderzoek naar actief versus passief management. Samen met zijn team analyseert hij de voordelen van actieve fondsmanagers.
‘Active share’
Voordat hij naar de New York University overstapte was hij hoogleraar aan Yale University op het gebied van Investment Management.
Daar bedacht hij samen met de Nederlander Martijn Cremers een nieuwe meetmethode. In dit model draait het in de kern om de zogenoemde ‘active share’.
Het gaat hierbij om dat deel van de holdings in de portfolio die verschillen van de holdings die in de benchmark zijn opgenomen.
‘De tracking error is de traditionele manier om te meten hoe actief een fonds is’, zegt Petajisto. ‘Beleggers kunnen met behulp van active share bepalen hoe actief een beleggingsfonds is.’ Zo kan ook beter worden ingeschaald tot wel type actieve fonds een actief fonds behoort.
Voorspellende waarde
Anders dan de tracking error kan de active share op elk moment worden bepaald. Voorwaarde is wel dat het bekend is wat er in portefeuille zit. De active share komt neer op de som van alle onder- en overwegingen in een beleggingsfonds in vergelijking met de index.
Petajisto onderzocht met Cremers 2647 actief beheerde beleggingsfondsen. Het ging daarbij in alle gevallen om Amerikaanse aandelenfondsen. Uit een update blijkt volgens hem dat het resultaat van dat werk nog steeds geldig is.
Lees het onderzoek van Petajisto en Cremers
‘Active share voorspelt de performance van fondsen’, aldus de professor. ‘Fondsen met de hoogste active share outperformen significant hun benchmarks.’
Dat geldt zowel vóór als ná aftrek van kosten. En het lijkt een kenmerk dat langdurig van aard is, zo blijkt uit de studie. ‘Maar’, zo zegt Petajisto, ‘Elke gemakkelijke regel om positieve alpha te genereren in de markt is een anomalie die niet eeuwig kan duren.’
Stockpickerfondsen
Volgens Petajisto zetten gediversifieerde stockpickerfondsen structureel de beste performance neer. Ze hebben een flink aantal holdings in de portefeuille en het overgrote deel daarvan wijkt af van de wegingen in de benchmark.
Na toepassing van het model van Petajisto en Cremers blijkt dat deze fondsen een outperformance van 1,20 procent (na aftrek van kosten) hebben gemaakt ten opzchte van hun index sinds 1980.
Op de tweede plaats staan stockpickerfondsen met een geconcentreerde portfolio, blijkt uit het onderzoek van Petajisto. ‘Ze hebben een hoge active share, maar zijn erg gevoelig voor volatiliteit. In deze categorie lopen beleggers meer risico.’
‘Closet indexers’
Onderaan de ladder staan volgens hem indexfondsen die niet afwijken van hun index. Daarboven staan de zogeheten ‘Closet indexers’, fondsen die fees in rekening brengen voor actief beheer, maar eigenlijk meer beleggen in de trant van indexfondsen.
Deze vergoedingen zijn volgens Petajisto eigenlijk te hoog in verhouding voor de (gemakzuchtige) inspanningen die hun fondsmanagers verrichten en de output die dit oplevert.
De professor merkt op dat met name kleine fondsen met een hoge active share outperformen. ‘Gemiddeld genomen, versloegen ze de index met tussen de 2,1 procent en 2,5 procent als we uitgaan van mijn update tot eind 2009.’
De stockpickingvaardigheden van de fondsmanager is daar bij van groot belang, heeft Petajisto geconstateerd.
‘Geen heilige graal’
Aan de dominante positie van de echte actieve fondsen is door de opkomst van Exchange Traded Funds (ETF’s) en andere passieve fondsen sinds de jaren negentig gezaagd. Met name de afgelopen jaren doen deze uitdagers het goed bij beleggers.
Maar Petajisto vindt dat beleggers actieve managers onderschatten. ‘Passieve fondsen zijn niet de heilige graal.’