
De mate waarin financiële instellingen hun klanten informeren over het belang van vermogensopbouw en ze vervolgens ondersteunen ook daadwerkelijk geld opzij te zetten, loopt zeer sterk uiteen.
Dat blijkt uit de jongste update van de Trendmonitor Vermogen van consultancybureau VODW uit Leusden, die betrekking heeft op het tweede kwartaal.
Uit het onderzoek komt naar voren dat Nederlanders over het algemeen een groot deel van hun vermogen in hun huis en het pensioenfonds hebben zitten en in vergelijking met het buitenland relatief weinig zelf beleggen voor bijvoorbeeld een aanvulling op hun pensioen of andere lange termijndoelen.
Nederlanders willen bijvoorbeeld vaak wel geld opzij zetten om bijvoorbeeld de studie van hun kinderen te kunnen bekostigen, maar onderschatten volgens het onderzoek vaak hoeveel ze hier voor nodig zullen hebben. Meer dan de helft van de ouders denkt hiervoor ongeveer 10.000 euro nodig te hebben, terwijl dit in werkelijkheid rond de 36.000 euro voor een thuiswonende student en 54.000 euro voor een uitwonende student is.
Klanten beter faciliteren
Een ‘best practice’ op dit gebied die in het rapport genoemd wordt, is de Robeco-Kids check, die inzichtelijk maakt hoeveel ouders opzij moeten zetten als zij vermogen willen opbouwen om een bijdrage te kunnen leveren aan de studie van de kinderen, de aankoop van een eerste huis, een buitenlandse reis of een rijbewijs.
Volgens de onderzoekers zouden consumenten door banken, verzekeraars, pensioenfondsen en asset managers gewezen moeten worden op het belang van vermogensopbouw en ze vervolgens de tools, kennis en inzichten moeten geven om hier zelf of met hulp van deskundigen mee aan de slag te aan. Tot slot zou de klant gestimuleerd en gefaciliteerd moeten worden om ook daadwerkelijk vermogen te gaan opbouwen.
In de praktijk gebeurt dit echter lang niet altijd, zo blijkt uit een scan van de websites van banken, verzekeraars, beleggingspartijen (waaronder zowel fondshuizen als brokers vallen) en pensioenfondsen.
Verschillen tussen banken het grootst
Nederlandse banken scoren gemiddeld 45 van de 100 punten, verzekeraars 41, beleggingspartijen 29 en pensioenfondsen 16, zo blijkt uit de scan. Wat volgens consultant Astrid Geerlings van VODW opvalt is dat vooral tussen de onderzochte banken de onderlinge verschillen groot zijn.
Partijen die slecht scoren zijn volgens Geerlings nog vooral product gedreven, terwijl de partijen die goed scoren meer focussen op de behoeften van bepaalde groepen klanten.
Welke onderzochte partijen welke score hebben behaald, wil VODW niet naar buiten brengen. De aan het onderzoek deelnemende partijen krijgen tegen betaling inzicht in hun eigen scores ten opzichte van de concurrentie.
Over het algemeen scoren de onderzochte banken goed op het creëren van financieel bewustzijn. Dat komt mede doordat zij ook de bankrekeningen aanbieden en klanten hierdoor gemakkelijk extra inzicht kunnen geven in de inkomsten- en uitgavenpatronen en zo bijvoorbeeld ook bespaartips kunnen geven.
Een voorbeeld van een partij die hier actief mee bezig is, is ING met haar 30 Dagen Meer Geld Overhouden Challenge. Dit is een speciale app die klanten uitdaagt op allerlei zaken te besparen.
Banken zouden volgens Geerlings wel beter kunnen communiceren over de onderlinge samenhang van producten, zodat huishoudens beter tot een integrale oplossing kunnen komen.
Life-cycleproduct
De meeste banken die beleggingsproducten aanbieden wijzen wel goed op dit aanbod. Opmerkelijk is volgens VODW dat geen enkele bank uit de steekproef een automatisch life-cycleproduct aanbiedt.
Bij verzekeraars is het aanbieden van life-cycleproducten juist gemeengoed. Ook geven zij vaker informatie gekoppeld aan ‘life events’ zoals trouwen, kinderen krijgen, met pensioen gaan, scheiden en overlijden dan de andere sectoren. Hiermee stemmen ze hun producten nadrukkelijker af op de situatie van de klant.
Ook wordt hierdoor de samenhang tussen producten beter inzichtelijk gemaakt, bijvoorbeeld dat je kunt sparen of beleggen voor de kinderen of dat een hypotheek samen gaat met een overlijdensrisicoverzekering en vaak ook een inboedelverzekering.
Verzekeraars zouden hun visie op vermogensopbouw wel beter mogen communiceren en ook hun kennis op het gebied van individueel vermogensopbouw beter mogen delen, zo komt uit het onderzoek naar voren. Verder bieden alle verzekeraars de mogelijkheid om met een adviseur te spreken, maar is dit nog vaak advies-gericht op een specifiek product en geen breder financieel advies.
Beperkte taakopvatting
Beleggingspartijen kunnen kunnen binnen in het kader van de Trendmonitor Vermogen hogere scores halen door beleggingen in een breder perspectief te plaatsen. Dit zouden ze kunnen doen door meer informatie te geven over waarom en wanneer consumenten moeten gaan beleggen en meer kennis- en rekentools beschikbaar te stellen. Bovendien kunnen ze vaker de samenhang met andere niet-beleggingsproducten benoemen.
Wat VODW verder is opgevallen, dat is dat beleggingspartijen vaker dan de andere onderzochte groepen uitleggen wat het belang van lage kosten is en welke impact dat heeft op het rendement. Wat vaak niet goed wordt uitgelegd, aldus het bureau, is de samenhang tussen risico, rendement en looptijd.
Pensioenfondsen communiceren veelal alleen over het opbouwen van vermogen bij het eigen fonds en de mogelijkheden die er bij dit fonds zijn om het pensioen eerder of later in te laten gaan. Meer dan de helft benoemt daarnaast mogelijkheden om bij andere partijen bij te sparen of een lijfrenteproduct af te sluiten om zo een eventueel pensioengat te dichten. Over het opbouwen van vermogen voor andere doelen dan het pensioen wordt door de fondsen geen informatie gegeven.