Verzekeringsmakelaars en particulieren stellen vaak de vraag of een beleggingsportefeuille bij wijze van premiebetaling ingebracht kan worden in een verzekeringscontract tak23.
De afgelopen jaren werd deze vraag door een aantal Belgische juristen steeds met enige twijfel benaderd. Door bijvoorbeeld te verwijzen naar de verschillende rulings van de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB) over toegewijde fondsen (‘fonds dédiés’) gekoppeld aan verzekeringscontracten Tak 23, komen deze juristen soms tot het besluit dat de Belgische belastingadministratie niet akkoord zou gaan met een inbreng in natura.
Te kort door de bocht
Tot hiertoe wordt er in de rulings geen echt standpunt ingenomen over de inbreng in natura. Bijgevolg is er ook geen formeel verbod voor de premiebetaling in natura. Trouwens, de Belgische wetgeving verbiedt de betaling van een premie door effecten niet.
De wet van 4 april 2014 met betrekking tot verzekeringen definieert de premie immers als ‘iedere vorm van vergoeding door de verzekeraar gevraagd als tegenprestatie voor zijn verbintenissen’. Bij een premiebetaling door inbreng van een effectenportefeuille, is de afstand van de effecten dus de vergoeding voor de tegenprestatie.
De DVB laat beide mogelijkheden dus open, namelijk premiebetaling in speciën en in natura, maar zij preciseert er tot nu toe bij dat de aanvraag enkel betrekking heeft op een betaling in speciën. Niettemin bestaat er een zekere achterdocht bij de fiscus, waardoor in de voorafgaande beslissing meestal - onder de rubriek van fiscaal misbruik- gepreciseerd wordt dat de aanvraag enkel betrekking heeft op een premiebetaling in cash.
Die achterdocht wordt momenteel gevoed door een juridisch geschil waarbij ernstige vragen gesteld worden bij de praktijk van de premiebetaling in natura. Deze praktijk is echter perfect verdedigbaar indien bepaalde spel- en werkingsregels geëerbiedigd worden.
Zo dient men rekening te houden met het feit dat de verzekeringsmaatschappij eigenaar wordt van deze effecten en verplicht wordt om het beheer daarvan te voeren in functie van het beleggingsprofiel van de verzekeringnemer. In praktijk zal dit beheer toevertrouwd worden aan een externe beheerder.
Teneinde het onderscheid tussen een contract van vermogensbeheer en een verzekeringscontract tak 23 te behouden, is dus de manier van premiebetaling niet relevant, maar wel het feit dat het beheer van de onderliggende effecten autonoom gedaan wordt of gedelegeerd kan worden door de verzekeringsmaatschappij.
De verzekeringnemer moet daarbij aanvaarden dat hij geen contractuele relatie meer heeft met de beheerder en ook geen eigendomsrecht meer bezit op het interne collectieve fonds of de individuele fondsen. De onderliggende activa zijn dus de exclusieve eigendom van de verzekeraar.
De verzekeraar of de derde aan wie het beheer gedelegeerd werd, moet dit beheer op autonome manier kunnen doen. Dit veronderstelt onder meer dat de effecten of beleggingen van die aard zijn dat zij in het kader van het beheer vervreemd kunnen worden zonder voorafgaande instemming van de verzekeringnemer.
Aandachtspunten
Bijzondere waakzaamheid is dus geboden wanneer niet-liquide effecten aangehouden worden of aandelen van een vennootschap waarin de verzekeringnemer enige invloed of zeggenschap zou uitoefenen of waarvoor de instemming tot verhandeling ook moet komen van de aandeelhouder – verzekeringnemer. Deze situaties moeten altijd op individuele wijze bekeken worden.
Laat ons hopen dat de geesten, en zeker die van de fiscus, in gunstige zin verder blijven rijpen om zo het fiscaal taboe rond premiebetalingen in natura te doorbreken en te relativeren! Het resultaat van deze analyse zou in principe niet verschillend mogen zijn naargelang het een Belgisch of een Luxemburgs verzekeringscontract ‘fonds dédiés’ betreft.
Dirk Coveliers is advocaat en Investment Officer kennisexpert.