Vanaf de piek in april hebben genoteerde bedrijven uit landen als China, Brazilië, India, Mexico, Maleisië en Thailand gemiddeld zo’n 40 procent van hun waarde in rook zien opgaan. Opvallend genoeg blijft de koers van hun schuldpapier redelijk op peil. De grote vraag is: hoe lang nog?
Internationale beleggers hebben nog altijd vertrouwen in de leningen, omdat de bulk in lokale valuta’s uitstaat en als relatief veilig wordt gezien, stelt Hung Tran van het Institute of International Finance. Daarnaast willen deze beleggers graag een deel van hun portefeuille in hoogrenderende obligaties blijven houden. Ze trekken hun geld dus nog niet massaal terug.
Ondertussen maken lokale beleggers juist een draai uit aandelen richting (bedrijfs)leningen. En terwijl de vraag dus op peil blijft, is er aan de aanbodkant duidelijk minder activiteit, vult Alberto Gallo, hoofd kredieten bij RBS, Tran aan.
Dat bedrijven, uit onder meer de olie-industrie, bouw en chemie, minder geld ophalen op de kapitaalmarkten is nu misschien gunstig, maar het illustreert wel de verzwakking van de bedrijvigheid in veel opkomende landen. Ze zien minder kansen om te ondernemen. Onder meer vanwege de daling van de grondstoffenprijzen en de vertragende wereldhandel staan de winsten van ‘opkomende’ bedrijven onder druk.
Winsten
Uit cijfers van Bloomberg blijkt dat er gemiddeld 16 procent minder wordt verdiend dan een jaar geleden. Ter vergelijking: in ontwikkeld Europa nemen de bedrijfswinsten met ruim 5 procent toe. Tot voor kort profiteerden bedrijven altijd als hun munten goedkoper werden, maar daarvan is nu geen sprake, schreef hoofdeconoom Michala Marcussen van Société Générale afgelopen zondag omineus.
Terwijl de kwaliteit van de bedrijfsobligaties onder druk staat, neemt het tempo waarin de uitstaande leningen zullen expireren stevig toe. In de komende maanden en jaren gaat het om vele honderden miljarden dollars aan leningen. De kansen op wanbetaling groeien, zegt Tran. Dit moet zich volgens hem gaan vertalen in oplopende ‘spreads’ (het verschil tussen bied- en laatprijs). Hogere financieringskosten voor het hele bedrijfsleven trekken vervolgens weer een wissel op de groeimogelijkheden.
De kans is aanwezig dat het probleem ‘systemisch’ wordt, stelt Tran. Als de volatiliteit op de rente- en valutamarkten flink toeneemt, is de kans groot dat de opkomende bedrijven hun dollarleningen versneld gaan afbetalen. Een sneeuwbaleffect ligt op de loer.
Financiële motieven
Uit recent onderzoek van de economen Valentina Bruno en Hyun Song Shin van de Bank voor Internationale Betalingen blijkt namelijk dat bedrijven die in andere valuta’s (vooral dollars) hebben geleend dit veelal niet doen om de uitbreiding van hun bedrijfsactiviteiten mee te financieren. Ze hebben vaak puur financiële motieven. Ze gedragen zich als instellingen die zogeheten ‘carry trades’ opzetten. Ze lenen goedkoop in het buitenland en zetten het geld op hun thuismarkt uit tegen een hogere rente. In tijden van toenemende stress worden deze posities vaak teruggedraaid, waardoor de stress alleen maar verder oploopt. Het gaat daarbij inmiddels om ongeveer 1300 miljard dollar, drie keer zo veel als aan de vooravond van de kredietcrisis in 2008.
Geldnood
Over het algemeen zijn het de sterke ‘opkomende’ bedrijven die deze dollarleningen zijn aangegaan. Zij kunnen wel een stootje hebben, maar dat geldt niet voor hun klanten. Zo is het geld voor lokale banken een belangrijke financieringsbron geworden. Op basis van deze deposito’s hebben ze kredieten verstrekt. Als de deposito’s worden weggehaald, komen de banken acuut in geldnood, wordt krediet schaars en zakt de economie in. Vervolgens krijgt ook de lokale obligatiemarkt hier een tik van. Tran: ‘Daar kunnen we op wachten’.
Copyright: Het Financieele Dagblad, 7 september 2015