‘We gaan zowel voor value plays, als kwalitatieve compounders en holdings. Dit met een beperkt aantal posities. Voor uitsluitingen gaan we uit van het goede huisvadersprincipe’, aldus Sam Hollanders en Joel Schols, oprichters en beheerders van het Chess Capital fonds.
Beide beheerders vinden vooral inspiratie bij meesterbelegger Warren Buffett en zijn dan ook overtuigde waardebeleggers. ‘Wat ik vreemd vind is dat je vaak een tweedeling ziet. Mensen maken een onderscheid tussen waarde- en kwaliteitsbeleggen. Voor mij hoort kwaliteitsbeleggen eveneens bij waardebeleggen. Wij combineren die twee dan ook in ons fonds’, legt Hollanders uit.
Hij gaat hier dieper op in. ‘Die plays op kwaliteit zijn topbedrijven die je zoals Warren Buffett koopt, om in principe nooit meer te verkopen. Bij de deep value plays gaat het eigenlijk om bedrijven die volgens ons compleet verkeerd ingeschat worden door de markt en veel te goedkoop noteren.’
De drietand
In de praktijk zijn de posities in het fonds in drie categorieën in te delen. ‘In de eerste plaats zijn er de value plays, bedrijven die veel te goedkoop noteren op de markt. Die kopen we dan in de veronderstelling dat de echte waarde uiteindelijk boven water zal komen. Ten tweede zijn er de compounders, echte kwaliteitsbedrijven die je als het ware in de schuif kan leggen en hun ding laten doen. En ten derde zijn er de holdings. Die gebruiken we wel eens als cashreserve. Dus als we niet echt nieuwe interessante bedrijven vinden. Die Holdings kunnen echter ook wel waardeaandelen zijn, zoals bijvoorbeeld Sofina,’ aldus Schols.
Op zoek naar de Sweet Spot
Qua aantal posities zijn er geen vaste regels, maar wordt vooral praktisch gedacht. ‘Het moet natuurlijk beheersbaar blijven met ons twee. Ruwweg zal het aantal posities ergens tussen de vijftien en dertig posities liggen’, stelt Hollanders.
‘We willen ook niet teveel spreiden, want anders heeft het geen impact meer als een sterke positie het goed doet. Als we teveel posities innemen kunnen we ons niet meer onderscheiden, dan koop je beter een small cap ETF. Anderzijds moet je natuurlijk voldoende posities hebben om het risico goed te kunnen spreiden. We zoeken dus naar de sweet spot, waarbij een positie als ze het goed doet, daadwerkelijk impact heeft op de portefeuille’, vervolgt Schols.
Het fonds is bovendien een niet publiek fonds, de structuur is opgezet als een Luxemburgse SIF. ‘Daardoor mag een enkele positie tot dertig procent van de portefeuille uitmaken. Bij een publiek fonds is dit slechts tien procent. We kunnen onze winnaars daardoor meer laten lopen. Bij de compounders kopen we voor zo’n acht procent van de waarde van onze portefeuille, dat kan maximaal oplopen tot tien procent. We gaan bij aankoop niet over die tien procent, maar als die positie groter wordt door de koersstijging kunnen we die laten lopen. De Value Plays zijn er voor de minder lange termijn, dan mikken we op posities van vier tot vijf procent. Die houden we bij tot de fair value bereikt is’, legt Hollanders uit.
No pasaran!
Een aantal sectoren komen niet in aanmerking voor het fonds. ‘Banken en financiële instellingen laten we links liggen. Dat is vooral kennis gedreven, aangezien die een aparte manier van werken hebben en een specifieke manier van waarderen vragen’, Aldus Hollanders.
‘We blijven eveneens weg van pure groeibedrijven en biotech. Dat zijn heel binaire zaken, waar je moeilijk een waardering op kan plakken. Dat ligt dus niet binnen onze circle of competence’, vult zijn collega aan.
Op vlak van uitsluitingen wordt uitgegaan van het goedehuisvaderprincipe. ‘Onze families beleggen mee in het fonds. We stellen ons dus de vraag: kunnen we dit aan onze kinderen verantwoorden? Als we dat niet kunnen, met bijvoorbeeld gok- of tabaksbedrijven, dan kopen we die bedrijven niet. We willen trots kunnen zijn op de bedrijven in portefeuille. We communiceren zeer nauw met onze investeerders. Dus laten we ons leiden door de vraag of we hen en onze kinderen recht in de ogen kunnen kijken’, besluit Hollanders.
Dit was het tweede en laatste luik van het interview. Het eerste deel vindt u hier.