
Praktisch alle pensioenfondsen zijn aan de slag gegaan om de transitie naar het nieuwe pensioencontract en het invaren in goede banen te leiden. Met het oog op allerlei functies worden daarbij de ALM-modellen aangepast en uitgebreid. Voor het samenstellen van een concrete beleggingsportefeuille schiet een ALM-model echter te kort, daarvoor is ook een andere invalshoek nodig.
Ga maar na: de ALM-modellen worden aangepast voor het vaststellen van de verdeelregels voor het rendement, het inrichten van een solidariteitsreserve, het bepalen van de hoogte van de compensatie voor het afschaffen van de doorsneepremie en het bepalen van evenwichtigheid tussen de verschillende deelnemersgroepen op basis van netto profijt.
Daarmee is het ALM-model een duizenddingendoekje geworden. Dat wil echter niet zeggen dat het model ook het beste antwoord geeft op iedere vraag. Gaat het over harde euro’s, risico, rendement en kansverdelingen, dan kom je er een heel eind mee. Maar als het over het samenstellen van een concrete en bespoke beleggingsportefeuille gaat, dan komen er veel meer zaken bij kijken. Zaken als liquiditeit, complexiteit, nieuwe soorten risico’s en het met tegenwind kampende duurzaamheidsbegrip zijn moeilijk te bevatten in een ALM-model en hebben daarom een andere invalshoek nodig.
Zeker voor een beleggingsportefeuille onder het nieuwe pensioencontract kun je niet bouwen op ervaringscijfers. De eerste drie pensioenfondsen zijn net ingevaren en weinig andere landen kennen zo’n mooie, maar ook megacomplexe collectieve DC-regelingstructuur, die we in Nederland met elkaar bedacht hebben. We kunnen wel afkijken en leren wat er in andere landen gebeurt, maar we kunnen het niet klakkeloos kopiëren.
Het inzicht in het nieuwe pensioencontract wordt snel beter en elke week krijgen we nieuwe vragen over de inrichting van de beleggingsportefeuille. Hierbij wordt het steeds duidelijker dat dit de uitkomst is van een iteratief proces tussen risicohouding, indeling beschermingsportefeuille, verdeelregels volgens de lifecycle en omvang en samenstelling van de rendementsportefeuille. We zien nu vaak dat veel zaken te vroeg in het proces worden vastgelegd en besloten, denk aan een partiële risicohouding of transitieplan. Hier is het juist van belang om onderscheid te maken in het proces en verantwoordelijkheden, waarbij de verantwoordelijkheid voor het bepalen van het risicobudget (dat wordt afgeleid uit de risicohouding) meer bij de sociale partners ligt, terwijl het bestuur juist gaat over de invulling van dat risicobudget (lees: het samenstellen van de lifecycle-portefeuilles).
Daarom is het van belang tijdig de juiste vragen te stellen over de wensen, eisen, kaders en dergelijke waar de nieuwe beleggingsportefeuille aan zou moeten voldoen. Wat gebeurt er en wat verandert er allemaal? Welke beleggingen kun je goed recyclen en welk deel van de beleggingsportefeuille moet op de schop?
Veelal zien we dat de rendementsportefeuille zoals die onder het FTK was samengesteld klakkeloos wordt overgenomen. Soms omdat het toezicht en de nieuwe regels nog niet helder zijn, maar veelal omdat de kennis, ervaring en het overzicht ontbreken. Het zijn juist deze vragen van pensioenfondsen die tot nieuwe inzichten en een beter begrip leiden.
Ondanks dat we met veel knappe koppen bij elkaar zitten en dat we leren van ieder pensioenfonds, hebben wij ook niet alle antwoorden. Wel weten we dat je niet alles direct in een model moet stoppen. Portefeuilleconstructie is deels science, maar ook deels art. Bekijk de vraag vanuit de theorie en de praktijk, vanuit het detail en vanuit de helikopter, begin met nadenken en volg dan een iteratief proces.
Sandor Steverink, CFA, is senior investment consultant van Willis Towers Watson (WTW), lid van het Expertpanel van Investment Officer.