
In de begeleiding van pensioenfondsen naar het nieuwe pensioencontract komen vele vraagstukken voorbij en worden inmiddels verschillende invalshoeken bij het vaststellen van de lifecycle en het bepalen van de beleggingsportefeuille onderzocht. Zoals zo vaak geven juist de extremen interessante perspectieven en invalshoeken.
Zo zien we pensioenfondsen die roepen dat het allemaal wel leuk en aardig is, zo’n nieuw pensioencontract, maar dat er qua beleggen eigenlijk helemaal niets verandert. Zij blijven net zo lang doorrekenen totdat er uiteindelijk iets uitkomt waarbij er zo min mogelijk hoeft te veranderen: ze drinken een glas, ze doen een plas en alles blijft zoals het was.
Aan de andere kant zien we pensioenfondsen, die helemaal losgaan en kijken hoe het verwachte pensioenresultaat zo ver mogelijk kan worden opgerekt door overal in het nieuwe contract grenzen op te zoeken. Tot aan het randje gaan van de 150 procent opheffen leenrestrictie, zoals DNB deze gedefinieerd en gelimiteerd heeft. Maximaal risico nemen dat nog maar net past bij de met marges opgerekte risicohouding uit het risicopreferentieonderzoek van de deelnemers. Op zoek gaan naar een minimale beschermingsportefeuille, die net genoeg liquiditeit biedt om de renteafdekking ermee in te vullen. Daarnaast worden dan met spreidingsperiodes, risico- en solidariteitsreserves maximaal functionerende schokdempers ingebouwd om sterk dalende uitkeringen te voorkomen mocht het toch tegenzitten – voor zo lang als het duurt.
In beide gevallen is het goed dan ook onder ogen te zien dat er ook andere invalshoeken zijn. Mocht één van de vele stakeholders dat niet doen, dan zijn wij ook niet te beroerd om ook de andere kant van de medaille te laten zien. Voor de behoudende fondsen betekent dit het uitleggen van de lifecycle theorie, die een belangrijke pijler onder het nieuwe pensioencontract is. Daarbij geven we het inzicht, dat eenzelfde beleggingsbeleid onder het nieuwe contract toch leidt tot een materieel andere risicoverdeling en andere pensioenresultaten.
Voor de pensioenfondsen, die juist de grenzen op willen zoeken, laten we zien waar het echt toegevoegde waarde heeft om een grens op te zoeken, maar ook waar je beter wat verder van de limiet kan blijven. We benadrukken dat ernaast maximaal geloof in de modelmatige beloning van risico ook voldoende ruimte moet zijn voor grotere foutmarges. Verstandiger is misschien om te wachten met het opzoeken van grenzen tot ervaringen in de praktijk daar voldoende comfort voor geven.
Opvallend is wel dat weinig pensioenfondsen momenteel tijd en capaciteit vrijmaken om over nieuwe beleggingscategorieën of een andere invulling daarvan na te denken. Dat terwijl de stelselwijziging, maar ook veranderd toezicht en (vooral) veranderende markten daar alle aanleiding toe geven. Waarschijnlijk heeft die terughoudendheid ermee te maken dat de transitie van het oude naar het nieuwe contract zoveel vragen oproept en daarmee zoveel tijd opslokt dat al het andere maar eventjes moet wachten.
Sandor Steverink, CFA, is senior investment consultant van Willis Towers Watson (WTW), lid van het Expertpanel van Investment Officer.