Renteschommelingen hebben een grote invloed op de beleggingsresultaten van pensioenfondsen. Zowel in negatieve als in positieve zin. Hoe gaan zij hiermee om en wat kan de particuliere belegger doen?
De rente staat op een historisch laag niveau en kan niet heel veel verder dalen. Sinds de verkiezing van Trump is hij juist weer iets gaan stijgen. Toch is de algemene verwachting dat de rente lang laag zal blijven.
Pensioenfondsen klagen dikwijls over die lage rente, maar als beleggers hebben ze er ook profijt van gehad. Aan de ene kant van de balans is de almaar dalende rente een plaag omdat de waarde van de verplichtingen hierdoor enorm stijgt.
Hoe lager de rente, hoe meer geld pensioenfondsen in kas moeten hebben om de toekomstige pensioenen te kunnen uitkeren. Dat leidt tot een daling van de dekkingsgraad en kan uitmonden in een verlaging van de pensioenen.
Aan de andere kant van de balans heeft die rentedaling pensioenfondsen geen windeieren gelegd. De rendementen van veel fondsen zijn de afgelopen jaren in belangrijke mate te danken aan die daling. Als fondsen het renterisico grotendeels hadden afgedekt althans.
Forse impact
De impact van de renteafdekking is fors. Eind november becijferde het Centraal Planbureau dat fondsen die de rente grotendeels afdekken een 13 procentpunt hoger pensioen kunnen uitkeren dan fondsen die de rente niet afdekken. Fondsrendementen tonen dat grote effect. Neem het fonds van de bouwsector. De eerste drie kwartalen van dit jaar boekte dit fonds een rendement van 14,4 procent.
Daarvan was ruim de helft toe te schrijven aan de renteafdekking. Dit roept de vraag op of particuliere beleggers op de een of andere manier iets kunnen leren van pensioenbeleggers. Hadden zij renteafdekking ook kunnen inzetten als winstverdubbelaar?
Pensioenfondsen dekken de gevolgen van een dalende rente grofweg af op twee manieren: met obligaties en met derivaten, zoals renteswaps.
‘Obligaties kan iedere belegger kopen’, zegt Ronald Janssen, financieel planner en werkzaam bij Ortec Finance, dat pensioenfondsen adviseert over onder meer renterisico’s. ‘Maar renteswaps kunnen particulieren niet aanschaffen. Dat zijn complexe financiële instrumenten die alleen beschikbaar zijn voor institutionele marktpartijen.’
Omdat particulieren niet kunnen inspelen op de rente met derivaten, blijven obligaties over. De rentegevoeligheid van schuldpapier is gekoppeld aan de looptijd. Hoe langer die is, hoe groter de waardeverandering bij een rentebeweging.
De vuistregel is dat een daling van de rente met 1 procent een waardestijging tot gevolg heeft ter grootte van de looptijd of duratie. Een obligatieportefeuille met een gemiddelde duratie van zes jaar neemt 3 procent in waarde toe als de rente met 0,5 procent zakt.
Langlopende obligaties waren de afgelopen jaren dankzij de dalende rente een uitstekende belegging. Particuliere obligatiebeleggers kunnen hierover meepraten. Fondsen met langlopende obligaties brachten de afgelopen vijf jaar per jaar gemiddeld 10 procent op, blijkt uit cijfers van Morningstar.
Of particulieren er nu nog verstandig aan doen zich te concentreren op het afdekken van het renterisico door flink te beleggen in langlopende obligaties, is de vraag. Met het oog op een mogelijke rentestijging is dit niet zonder risico.
Pensioenfondsen streven naar een beleggingmix die zo veel mogelijk past bij hun verplichtingen. Ze steken doorgaans 40 tot 50 procent in obligaties. De gemiddelde looptijd van die portefeuille spoort in het ideale geval met de gemiddelde looptijd van de verplichtingen. Die looptijd hangt af van de leeftijd van de deelnemers. Hoe jonger het deelnemersbestand, hoe langer de looptijd van de verplichtingen.
In de praktijk is de looptijd van de obligaties veel korter dan die van de verplichtingen, onder meer omdat er onvoldoende leningen zijn met lange looptijden. Door dat verschil daalt de dekkingsgraad bij een rentedaling. Dat risico kan een fonds inperken door met behulp van derivaten extra renteafdekking toe te voegen, boven op de renteafdekking door middel van obligaties.
‘Voor een particulier is dat geen bruikbaar model’, zegt Lukas Daalder, cio bij Robeco. ‘Een pensioenfonds stemt de beleggingsmix af op de hele groep en verandert niet veel in de loop der tijd. Die mix hoeft niet te passen bij een individu. Bovendien verandert de passende mix naarmate de belegger ouder wordt.’
Financieel planners raden aan het beleggingsrisico af te bouwen met het stijgen der jaren. Ouderen kunnen minder financiële risico’s absorberen, is de achterliggende gedachte. Hoe snel aandelen moeten worden vervangen door obligaties is afhankelijk van de persoonlijke situatie. Wie bijvoorbeeld een afbetaald huis bezit, heeft meer vet op de botten dan een huurder.
Lifecycle-beleggen
Beleggers die dit beleggingsprincipe voor hun oudedagsvoorziening omarmen, kunnen zogeheten lifecyclefonds kopen. Die vormen vaak de bouwblokken van individuele pensioenregelingen.
Gedurende de looptijd daalt het percentage aandelen en stijgt het percentage obligaties. De mate waarin het risico wordt afgebouwd, wordt het glijpad genoemd en verschilt per aanbieder.
Doordat lifecycle-fondsen gedurende de looptijd steeds meer beleggen in langlopende obligaties, dekken ze automatisch een deel van het renterisico af. Daalder: ‘Bedenk wel dat het hier draait om het risico op een rentedaling. Een stijging in de vorm van oplopende inflatie is een ander verhaal. Wie zich daartegen wil indekken, moet aan inflatie gerelateerde obligaties kopen.’
Al bewijst de renteafdekking zijn nut. Als de rente is gedaald, is de waarde van het lifecycle-fonds gestegen en kan daardoor een hogere uitkering worden aangeschaft. ‘De renteafdekking is dan gekoppeld aan het doel van de belegging. Het is dan een methode het renterisico te beperken en niet een manier het beleggingsresultaat te verhogen’, aldus Daalder.