Met het nieuwe pensioenstelsel willen kabinet en sociale partners twee ambities verwezenlijken: koopkrachtbehoud en meer transparantie voor deelnemers. Volgens actuaris Henk Bets is koopkrachtbehoud in het nieuwe stelsel, onder de huidige bepalingen, niet gewaarborgd. Maar Bets heeft een voorstel.
Henk Bets dwong pensioenminister Carola Schouten tot een knieval. De actuaris las deze zomer de onderbouwing en de conclusies van de regering over het pensioenakkoord, die stelde dat huidige en toekomstige gepensioneerden van een ‘koopkrachtig pensioen’ kunnen genieten. Volgens het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zou bij een inflatie van 2 procent de koopkracht stijgen en alleen dalen bij 4 of 6 procent geldontwaarding. Maar ‘een langdurige inflatie van 4 of 6 procent is, gegeven de Europese inflatiedoelstelling van 2 procent, uitzonderlijk en niet te verwachten’, aldus SZW. Met andere woorden, de koopkracht lijkt over de hele cyclus vrijwel gegarandeerd.
Bets had gelijk zijn twijfels bij de tabel van SZW. Uitgaande van de beleggingsmix in obligaties en aandelen werd naar positieve rendementen toegerekend. Ten onrechte, stelt Bets in zijn analyse: ‘Om de uitkering waar te kunnen maken moet je minimaal het projectierendement behalen (feitelijk de nieuwe rekenrente - red). Je mag dat projectierendement dan niet nog een keer meenemen met de stijging van de uitkering.’
Hij kwam met zijn rekensommen tot een andere tabel. Na lang aandringen erkende het ministerie na het zomerreces dat er een fout was gemaakt en paste het de tabel aan. Reden voor IO|Institutioneel om Bets op te zoeken. De directeur van actuarieel adviesbureau Confident BV, die kantoor houdt in de slagschaduw van enkele windmolens, gaf antwoord op onderstaande vragen.
Het kabinet zegt dat het met een nieuw pensioenstelsel koopkrachtig wil zijn; hoe kan een ministerie waar zoveel mensen werken dan zo’n foute tabel opleveren?
‘Een terechte vraag, die ik mij ook heb gesteld. Ze vertelden me dat het door de vakantieperiode kwam – dat ze onzorgvuldig waren en er niet goed naar hebben gekeken. Ik kan me ook voorstellen dat ze zo blij waren met de uitkomst, dat ze er niet meer over nagedacht hebben en het hebben afgekaart. Niet bewust, denk ik. Dat zou kwalijk zijn.’
Tegen de achtergrond van de toeslagenaffaire en de aardbevingen in Groningen zijn er veel mensen die de overheid niet vertrouwen. Dan heb je de schijn wel tegen.
‘Ja, dat kun je zo denken. Van de andere kant is de fout niet van een dusdanig niveau dat je denkt: er zit een goed doortimmerd plan achter. Ik had voor twee pensioenfondsen doorgerekend wat het pensioen-
akkoord voor hen betekende en daar kwam geen koopkrachtbehoud uit. Vervolgens kwam SZW met deze tabel en ik dacht: “Heb ik het bij het verkeerde eind? Waar zit ik ernaast?” Toen ben ik gaan rekenen en ontdekte de gemaakte fout in de tabel.’
Welke stappen heb je toen ondernomen?
‘Ik heb contact gezocht met SZW en gezegd: volgens mij hebben jullie een fout gemaakt… of zijn jullie uitgegaan van 0 procent projectierendement? Hun reactie was dat ze geen fout hadden gemaakt, “want je hoeft het projectierendement er niet vanaf te trekken”. Toen dacht ik: oké, jullie hebben dus wél een fout gemaakt. Ik ben bij andere experts gaan informeren en kreeg van vijf contacten te horen dat ik gelijk had. Ik schreef SZW nogmaals, maar er werd niet gereageerd.’
‘Het gevolg was dat ik mijn analyse op de website zette en die deelde met een aantal Kamerleden. Martin van Rooyen (50Plus) pakte het op. Hij werd afgewimpeld, waarna vervolgvragen zijn gesteld. Minister Schouten reageerde dat de tabel wellicht niet handig was, maar dat het niet verboden is om het projectierendement niet mee te rekenen. Voor de meeste fondsen is dat echter onhaalbaar en zou dat tot verlaging van pensioenen leiden. Daarop is de nieuwe tabel gepubliceerd, die strookt met mijn berekeningen.’
In het pensioenakkoord zijn koopkracht en transparantie de twee pijlers die men tracht te verwezenlijken. Ten aanzien van koopkracht: welke definitie wordt gehanteerd?
‘Het behouden van koopkracht betekent het bijhouden van de inflatie. Voor de langere termijn ga je dan uit van een gemiddelde verhoging van 2 procent per jaar, waar de ECB van spreekt. Als je het zo inricht, mag je het koopkrachtig noemen.’
En je twijfelt of dat realistisch is met dit wetsvoorstel?
‘Dat is te vriendelijk geformuleerd; ik denk dat het niet behaald kan worden. Het blijkt noch uit de berekeningen die ik voor de twee pensioenfondsen maakte, noch uit de gecorrigeerde tabel van SZW of andere berekeningen die ik heb gedaan.’
Waarom levert dat geen storm van verontwaardiging op?
‘Dat is inderdaad verbazingwekkend. De minister stelt: “We willen een eerder perspectief bieden op een koopkrachtig pensioen.” Zij zegt niet: “Wij bieden een koopkrachtig pensioen.” De meeste mensen hebben dat niet door. In het nieuwe stelsel is bovendien sprake van een lagere buffereis.’
‘Dat waar de minister van eerder spreekt, is alleen waar te maken als je redeneert vanuit het perspectief van een lage dekkingsgraad. Zo mag je nu pas indexeren boven de 110 procent, in het nieuwe stelsel kan dat al boven de 101 procent. Je zou dus eerder kunnen indexeren, ware het niet dat de meeste dekkingsgraden momenteel boven de 110 zitten – dan is van eerder al geen sprake meer. Daarnaast geldt dat in het oude stelsel iedereen dezelfde verhoging (of korting) kreeg. In het nieuwe stelsel krijgt elk cohort zijn eigen rendement. Dus het kan zijn dat het fonds 10 procent maakt, maar dat het niet wil zeggen dat 10 procent dan naar de gepensioneerde gaat. Vanwege de generationele verdeling is dat wellicht maar 3 procent. Dat maakt indexatie heel moeilijk.’
Met andere woorden: zonder solidariteit lukt het niet.
‘Inderdaad. Of je moet gepensioneerden een risico laten lopen dat hoger is dan wat wij op dit moment verantwoord vinden. Dan moet je wel aanzienlijk meer in zakelijke waarden beleggen. Nu is dat niet meer dan 35 procent, wat als een natuurlijk maximum wordt gezien. Maar om die koopkrachtdoelstelling te behalen, heb je eerder richting de 50 procent nodig. En dat past niet bij de risicobereidheid van de
deelnemers.’
Maar wat zijn dan de hindernissen om meer met de solidariteitsreserve te doen?
‘Jongeren hebben algemeen voordeel van wat extra risico; zo kunnen ze een stukje meer rendement maken. Mijn voorstel is om voor gepensioneerde meer in zakelijke waarden te beleggen, tot grofweg 50 procent, wat voldoende moet opleveren voor een jaarlijkse verhoging van 2 procent. Maken gepensioneerden meer of minder, dan is het voor-, respectievelijk het nadeel voor de jongeren. Per saldo
hebben die dan echter het voordeel. In het wetsvoorstel staat dat de solidariteitsreserve niet mag leiden tot een ex ante herverdeling van middelen. Daar gaat het in dit geval niet om. Je weet immers op voorhand niet wie het voor- of wie het nadeel geniet.’
Dit artikel is opgenomen in de vijfde editie van de krant IO Institutioneel, die komende donderdag bij geregistreerden op de deurmat valt.