Een paar weken geleden schreef ik hier twee columns over arbeidsschaarste. Die wordt, begrijpelijk, ervaren als een groot probleem. Deze week staat de vraag centraal waarom het prijsmechanisme de schaarste niet oplost.
In de eerste column over dit onderwerp betoogde ik dat de huidige krapte op de arbeidsmarkt deels incidenteel is. Toen de overheidssteun in de pandemie veel bedrijven op de been hield die zonder steun zouden zijn omgevallen, bleven veel mensen op plaatsen werken die eigenlijk economisch niet levensvatbaar zijn.
In de tweede column betoogde ik dat de schaarste ook wordt veroorzaakt doordat we te veel improductieve werkzaamheden in stand houden. Er zijn te veel “bullshitbanen”, deels door onzinnige regelgeving, deels doordat grote delen van de economie niet onderhevig zijn aan de tucht van de markt, en deels doordat sommige bedrijven te veel macht hebben. Waarom lost het prijsmechanisme de schaarste niet op?
Economie is de wetenschap die vraagstukken rond schaarste bestudeert. Het prijsmechanisme is daarin het meest efficiënte, zij het imperfecte, middel om schaarste op te lossen. Als er sprake is van arbeidsschaarste, dan moet het prijsmechanisme uitkomst kunnen bieden. Misschien niet onmiddellijk, maar structurele arbeidsschaarste lijkt op voorhand theoretisch onwaarschijnlijk. Toch wordt vaak gedacht dat we te maken hebben met een structurele krapte op de arbeidsmarkt. En daar lijkt het ook op.
Als de arbeidsschaarste inderdaad structureel is, dan moet dat logischerwijs komen doordat we het prijsmechanisme onvoldoende ruimte geven. Het is daarom nuttig na te denken over de verstoringen van het prijsmechanisme op de arbeidsmarkt.
Hoe we het prijsmechanisme verstoren
Ik zie drie belangrijke gebieden. Ten eerste is de arbeidsmarkt zwaar gereguleerd. Daar zijn goede redenen voor. Mensen hebben behoefte aan zekerheid en stabiliteit, maar we moeten ons realiseren dat die regulering een verstoring van het prijsmechanisme veroorzaakt. Aan de regulering die werknemers bescherming en zekerheid biedt, hangt een economisch prijskaartje. Als je die bescherming en zekerheid iets vermindert, krijgt het prijsmechanisme wellicht meer ruimte voor zijn heilzame werking.
Een tweede belangrijke verstoring is de sociale zekerheid en in het bijzonder de zogeheten armoedeval, die wordt veroorzaakt door delen van die sociale zekerheid. Als (meer) werken niet loont vanwege verlies van uitkering of toeslagen, dan is sprake van perverse prikkels. Er is enige moed voor nodig, maar het hele stelsel van toeslagen zou op de schop moeten. Misschien moeten we experimenteren met een negatieve inkomstenbelasting of een basisinkomen. De knapste arbeidseconomen kunnen toch wel uitvogelen hoe we de armoedeval uit het systeem kunnen krijgen? Waarom is dat zo moeilijk?
Een derde verstoring wordt veroorzaakt door hoe in grote organisaties het loongebouw werkt. Salarissen van starters worden veelal gekoppeld aan het opleidingsniveau. Waarom niet aan de schaarste? Vervolgens genieten veel werknemers elk jaar van een “periodiek”. Daar hoef je weinig voor te doen, alleen op je plaats blijven zitten, de klok tikt door in je voordeel. Er is ook veel te doen over beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen die hetzelfde werk doen. Over beloningsverschillen tussen mensen die hetzelfde werk doen, maar op een ander “functiejaar” in hun schaal zitten, hoor je niemand.
Hogere lonen
Uiteindelijk is een prijsstijging, of in dit geval loonstijging, de meest simpele en meest voor de hand liggende oplossing voor schaarste. Maar, hoor ik velen denken, dat kunnen bedrijven niet dragen. We leven echter in een markteconomie. Bedrijven die alleen kunnen bestaan op basis van lonen die geen recht doen aan de arbeidsschaarste, hebben gewoon geen bestaansrecht. Dat klinkt hard, maar zo is het in onze markteconomie.
Een teleurstellende ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit is de keerzijde van de krapte op de arbeidsmarkt. Als bedrijven met een lage arbeidsproductiviteit de hogere lonen niet kunnen betalen en dus moeten sluiten, zullen hun werknemers emplooi vinden waar de arbeidsproductiviteit hoger is. Dan lossen beide problemen, de arbeidsschaarste en de lage productiviteitsgroei, zich vanzelf op.
Gebrekkige beschikbaarheid van door de bevolking gewenste goederen en diensten was een kenmerk van de communistische landen in het Oostblok. Als de krapte op de arbeidsmarkt structureel blijft, dan gaan wij ook die kant op. Zo bezien had Mark Rutte een punt toen hij zei dat we een diep socialistisch land zijn.
Han de Jong is voormalig hoofdeconoom van ABN Amro. Hij schrijft wekelijks voor Investment Officer over economie en markten. Meer informatie over zijn visie kunt u lezen op Crystal Clear Economics.