Zijn meest recente persconferentie deed mij denken aan een college economie. Fed-baas Jay Powell legde aan de aanwezige journalisten uit dat er drie vragen centraal staan bij het beleid om de inflatie onder controle te krijgen.
De eerste vraag is inmiddels beantwoord. Hoe snel moet de centrale bank de officiële rente verhogen? “Heel snel” is het antwoord van Powell, “daar zijn we mee bezig en het is bijna klaar”.
De derde vraag, hoe lang die hoge rente moet worden gehandhaafd, is nu nog niet aan de orde, die is van later zorg. Voorlopig gaat het om de tweede vraag. Tot welk niveau moet de centrale bank de rente opkrikken om het doel van prijsstabiliteit te bereiken? Op die vraag zegt Powell het antwoord niet te weten. Maar de rente moet zeker nog verder omhoog. Degenen die verwachtten dat Powell zou zeggen dat de Fed al redelijk in de buurt is, werden door hem teleurgesteld.
Het blijft schipperen voor de centrale bankiers. Een paar tegenvallende inflatiecijfers en ze voelen zich onder druk gezet. Vaak lijkt het alsof ze reageren op de laatste cijfers, terwijl ze toch vooral vooruit moeten kijken. In Buitenhof zei DNB-president Knot daar vorige week iets verstandigs over. “We zijn nu niet bezig met het bestrijden van de inflatie van vandaag, maar die van over anderhalf tot twee jaar.”
Het is immers bekend dat monetair beleid werkt met een behoorlijke vertraging. Een rentestijging heeft uiteraard direct effect want diverse rentetarieven stijgen direct. Zo heeft de gestegen hypotheekrente al tot een afkoeling van de huizenmarkt geleid. Voordat een rentestijging geheel is doorgewerkt in de economie en op de inflatie duurt volgens de standaard literatuur echter wel een kleine twee jaar.
Over die vertragingen zei Powell overigens dat die korter zijn geworden. Dat komt doordat financiële markten nu, meer dan in het verleden, anticiperen op rentestappen van de centrale bank. Daardoor verkrappen de financiële condities vaak al voor de centrale bank de rente verhoogt. Zo begon de stijging van de kapitaalmarktrente dit jaar ook al eerder dan de eerste renteverhoging van de Fed.
Beter te veel dan te weinig
Powell werd gevraagd of er op deze manier geen gevaar is dat de centrale bank de rente te veel verhoogt. Een goede vraag aangezien hij zelf al had gezegd dat hij ook niet weet tot welk niveau de rente moet worden verhoogd om prijsstabiliteit te realiseren. Dus de kans dat ze precies genoeg doen is kennelijk klein. Dan is het logisch dat de Fed de rente of te veel of te weinig verhoogt.
Powell had een duidelijk antwoord op dat dilemma. De centrale bank kan beter te veel doen dan te weinig. Als de rente onvoldoende wordt verhoogd, blijven we lang zitten met ontwrichtend hoge inflatie en de uiteindelijke kosten om prijsstabiliteit alsnog te herstellen zijn dan zeer hoog. Als de centrale bank de rente daarentegen te veel verhoogt, komt de economie in een onnodig diepe recessie. Dat is vervelend, maar dan kan de centrale bank het beleid omgooien en weer gaan stimuleren. Powell is ervan overtuigd dat de economie in dat geval weer snel op het goede spoor komt.
Die uitspraak doet me denken aan de tijd dat Alan Greenspan de baas van de Fed was. Na de eeuwwisseling nam de hoeveelheid ‘leverage’ in het financiële systeem duidelijk toe. Dat zag Greenspan ook wel, maar de economie liep lekker en de Fed liet het op zijn beloop. Als er toch problemen zouden ontstaan, dan kon de Fed altijd nog de rommel opruimen. Dat zou niet al te moeilijk zijn, meende Greenspan.
In 2006 werd hij als Fed-baas opgevolgd door Ben Bernanke. Twee jaar later implodeerde het financiële systeem, werd de wereld in een diepe crisis gestort, bleek de ‘rommel van Greenspan’ enorm en liep zijn reputatie onherstelbare schade op. Ik hoop van ganser harte dat het Powell beter zal vergaan, maar zeker is dat geenszins.
Han de Jong is voormalig hoofdeconoom van ABN Amro. Hij schrijft wekelijks voor Investment Officer over economie en markten. Meer informatie over zijn visie kunt u lezen op Crystal Clear Economics.