Sinds 2012 zijn er meer bedrijven in handen van private equity dan er bedrijven genoteerd zijn op de beurs. Hoewel private equity de afgelopen jaren volwassen is geworden, zijn er nauwelijks posities in de portefeuille van veel particuliere beleggers of is die positie te klein. Dat is zonde, want het gaat ten koste van het rendement en de diversificatie. Dat terwijl het steeds makkelijker is geworden om in private equity te investeren. Gelukkig is er sprake van een gunstig instapmoment.
Terwijl het aantal beursgangen terugloopt, stijgt het aantal bedrijven onder de vleugels van private equity. Een beursgang is niet goedkoop en met de beursgang komen ook veel rapportageverplichtingen. Verplichtingen die niet-beursgenoteerde bedrijven niet hebben. Een belangrijke omslag was de Sarbanes Oxley-wetgeving, oorspronkelijk opgezet om de boekhoudschandalen rondom Enron en Worldcom te voorkomen. Die schade zou met deze wetgeving die zich richt op deugdelijk ondernemingsbestuur moeten worden gerepareerd.
Bijzonder aan deze wetgeving is dat voor hoofddirecties gevangenisstraffen en hoge geldboetes dreigen wanneer zij niet aan de voorwaarden van deugdelijk ondernemingsbestuur voldoen. Zolang ze in private handen blijven, lopen ze dit risico niet.
Tegelijkertijd zorgen de toegenomen rapportageverplichtingen er voor dat een beursgenoteerde onderneming voor de concurrent een open boek is. Wie zich richt op disruptieve innovaties, hoeft alleen maar te kijken naar de best renderende bedrijven en daar een alternatief voor te bedenken. Verder zijn dergelijke verplichtingen alleen door de grootste bedrijven te betalen. Een klein jong bedrijf dat meer vermogen op wil halen heeft
daarvoor helemaal geen budget en gaat ook niet meer naar de beurs. Voor het ophalen van groeikapitaal zijn de private equity huizen de ‘place to be’. Als ze al naar de beurs gaan, leiden ze door de grote nadruk op indexbeleggen (waar zij niet in zitten) meestal een zieltogend bestaan, wachtend tot ze uit hun lijden worden verlost doordat ze van de beurs worden gehaald.
Beleggen in aandelen duurder dan private equity
Niet alleen kleine bedrijven hebben niets meer op de beurs te zoeken. Ook grote bedrijven die willen veranderen, kunnen dat beter niet doen op de beurs. Er zijn steeds meer van dergelijke grote veranderingsprocessen, bijvoorbeeld op het gebied van verduurzaming, de energietransitie of digitalisering. Er wordt dan een dure consultant ingehuurd, waarna een gesprekken volgen met de vele stakeholders. Ook hier wordt het bedrijf geconfronteerd met veel regelgeving en omdat de directie meestal niet de aandeelhouders zijn van het bedrijf ontstaan er tegengestelde belangen. Niet alle directies handelen in het belang van het bedrijf en de aandeelhouders.
Stakeholders krijgen een steeds grotere rol. Het resultaat is dat zo’n veranderingsproces regelmatig fout loopt op de implementatie. Wie de kosten van private equity vergelijkt met de kosten van een vergelijkbaar veranderingsproces op de beurs, zal direct concluderen dat investeren in private equity veel goedkoper is dan beleggen via de beurs. Dat blijkt ook wel uit de uitkomst.
De meest simpele manier om de kosten te berekenen is door te kijken naar het rendement na kosten. Dat is hoger bij private equity. Je zou het ook kunnen benaderen door te kijken hoeveel posities in portefeuille bijdragen aan het rendement. Met beursgenoteerde aandelen wordt er per saldo met de helft van de posities verloren. Daarvoor is meer dan 45 procent van de winstgevende posities vereist om die verliezen te compenseren. Dat betekent dat minder dan 5 procent van de bedrijven goed zijn voor het totale rendement op aandelen. Bij buy-out private equity liggen die verhoudingen veel gunstiger. Grote verliezen zijn zeldzaam en meer dan de helft van de posities draagt bij aan het uiteindelijke rendement.
Het moment om in te stappen is nu
Het is nu een uitstekend moment om in private equity te stappen. Normaal gesproken zijn recessiejaren de beste ‘vintage’-jaren. Bovendien was 2022 een slecht beursjaar waardoor waarderingen zijn gedaald. Het is dus goedkoper om bedrijven van de beurs te halen. Verder is er wat opmerkelijks gaande. Er zijn namelijk veel beleggers die hun private equity posities proberen te verkopen. Deels is dit ingegeven door de plotselinge risico’s waar vooral Britse pensioenfondsen mee werden geconfronteerd.
Het Britse pensioenstelsel was vorig jaar namelijk drie uur verwijderd van een faillissement en het had geholpen als ze een meer liquide portefeuille hadden. Verder zijn veel beursgenoteerde posities gedaald en in het kader van herbalanceren wil men nu afscheid nemen van illiquide posities. Uiteraard is dat onverstandig, want een kenmerk van private equity is nu eenmaal dat je er tussentijds niet of alleen tegen een forse korting uit kan. Je moet voorkomen dat je wordt geraakt door regels die je dwingen om te verkopen.
Wel worden al die posities met korting aangeboden en dat zorgt voor extra rendement. Die illiquiditeit is voor veel particuliere beleggers ook een voordeel. Men wordt tegen zichzelf in bescherming genomen zodra de
beleggingshorizon door de onrust op de beurs wordt verkort van 15 jaar naar ruwweg een week. Particuliere beleggers hebben de neiging te kopen op de top en te verkopen op de bodem. Dat wordt met een investering in private equity voorkomen. Wat dat betreft zijn het ook ideale investeringen voor kinderen.
Han Dieperink is chief investment strategist bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co. Zijn bijdragen op Investment Officer verschijnen op dinsdag.