De industrie vertrekt uit Europa. De oorlog tussen Rusland en de Oekraïne heeft een proces versnelt dat al lange tijd daarvoor begonnen was.
Al voor de oorlog zorgde de economische cyclus ervoor dat steeds meer industrieën vertrokken naar wat we de lagelonenlanden zijn gaan noemen. Een internationaal bedrijf met fabrieken in de Verenigde Staten, Europa en Azië dat in tijden van recessie en krimp besluit fabrieken te sluiten, kiest bijna altijd voor Europa. Daar is de kostprijs om te produceren hoger dan in de Verenigde Staten of Azië. Als er daarna, naar aanleiding van economische herstel, weer nieuwe fabrieken geopend moesten worden, stonden die per definitie in Azië.
Niet in Europa of de Verenigde Staten dus. Het gevolg was dat een herstel van de economische groei niet gepaard ging met het herstel van de banenmarkt. Elke recessie werd gevolgd door banenloze groei. Die banen waren er uiteraard wel, maar dan uitsluitend in Azië. Milieumaatregelen hebben dit proces versterkt. De hogere energieprijzen als gevolg van de Russische boycot zorgen voor een definitief vertrek van de Europese industrie.
In de afgelopen twee jaar zijn er veel energie-intensieve producenten op het gebied van chemie, staal, keramiek, glas en kunstmest vertrokken uit Europa. Energie was een dusdanig groot onderdeel van de kostprijs dat ze met hun producten niet meer konden concurreren op de wereldmarkt. Sommigen houden wellicht nog capaciteit aan in Europa, hopend op betere tijden.
Energie betalen in dollars
De Russische boycot heeft de Europese energiemarkt echter voorgoed doen veranderen. Waar we vroeger energie in euro’s konden kopen van de Russen en we de euro’s ook nog terugkregen in vorm van investeringen en deposito’s, of in de vorm van het Russische deel van de kaart (waar de prijzen van de flessen wijn door de 1000 euro gaan), verkoop van luxe villa’s in Londen, Parijs en de Côte d’Azur, luxe jachten of desnoods een Britse voetbalclub, is die tijd voorgoed voorbij. Nu moeten we energie kopen op de wereldmarkt en die betalen in dollars. Dollars die we als Europa eerst wel moeten verdienen, ondanks de hoge energieprijzen en de hoge loonkosten.
Energie komt nu in de vorm van LNG. Dat is vloeibaar gemaakt aardgas, maar het feit dat je aardgas over veel langere afstanden kunt vervoeren, betekent ook dat prijzen afhankelijk zijn van ontwikkelingen op de wereldmarkt. Dan kan het zo maar eens zijn dat de gasprijzen omhoogschieten omdat er een treinstaking is in Australië of omdat er onvoldoende waterkracht in China is door de droogte.
Dit aardgas wordt vaak naar boven gehaald door middel van fracking. De ironie is dat Europa werkelijk vol ligt met schaliegesteente waaruit we zelf ook aardgas kunnen winnen, maar vanwege milieubezwaren willen we dat niet. Diezelfde milieubezwaren tellen kennelijk niet buiten Europa. Bovendien is de import van LNG zelfs strijdig met de doelstelling om de CO2-uitstoot te reduceren. Bij de winning en het transport gaat aardgas verloren (onderdeel van aardgas is methaan) en wordt er zoveel aardgas verstookt, dat we uiteindelijk beter de bestaande kolencentrales kunnen gebruiken om elektriciteit te produceren. Als dan ook nog eens de economische levensduur van een LNG-installatie wordt meegenomen, blijkt wel hoe onzinnig het is om aardgas een transitiebrandstof te noemen.
Lange productieketens
Veel van de verdwenen industrieën staan aan de basis van lange productieketens. Voor een groot deel van de Europese bevolking is de aanwezigheid van veel producten en diensten vanzelfsprekend. Vrijwel niemand denkt na over de chemicaliën die nodig zijn om alleen al het dagelijkse leven op gang te houden. Zonder chemicaliën kan diezelfde wereldbevolking niet gevoed worden. In Nederland hebben we zelfs de luxe om te besluiten om minder voedsel te produceren, terwijl er ergens anders in de wereld honger wordt geleden. Kennelijk is dat in de stikstofdiscussie geen argument.
Toch zal het verdwijnen van de zware energie-intensieve industrie onvermijdelijk doorwerken verderop in vele ketens. Dat betekent dat bijvoorbeeld ook de agrarische industrie, de auto-industrie, de luchtvaart en de elektronicasector zullen verdwijnen uit Europa, samen met duizenden kleine bedrijven die op dit moment de ruggengraat vormen van de Europese economie. Op zich geen probleem, want Azië zal ongetwijfeld die rol willen overnemen. De vraag is alleen waar we dat dan van gaan betalen.
Minder consumeren
Nu zijn er wel geluiden dat we simpelweg minder moeten consumeren. Dit tempo van consumptie is niet vol te houden door de planeet. Dat betekent vooral een reductie in consumptie in de westerse wereld. Mede gelet op de economische groei en de groei van de consumptie buiten die westerse wereld is dit een onhaalbare kaart. We zien nu al in Europa de politieke gevolgen van slechts een minieme teruggang. Een groene krimp is wel mogelijk, maar moet vooral komen van de reductie van de wereldbevolking. Dat kan op een humane manier. Dat hebben we ook in Europa laten zien. Zo krimpt de Duitse en de Italiaanse bevolking omdat daar weinig nieuwe kinderen worden geboren. Dat voorbeeld geeft ook Japan en tegenwoordig ook China. Zelfs in Mexico waar enkele decennia geleden een Mexicaanse vrouw nog gemiddeld 8 kinderen kreeg, is dat tegenwoordig 2,3 kinderen. Net genoeg om de bevolking in stand te houden.
De financiële wereld kan overigens prima helpen om de bevolkingsgroei te reduceren. Veel mensen in Afrika nemen kinderen om in hun pensioen te voorzien. Zodra het rijke Westen voor Afrikanen een goede pensioenregeling kan bieden (bijvoorbeeld uitsluitend aan gezinnen met minder dan drie kinderen) kan ook daar de bevolkingsgroei stabiliseren. Verder krijgen juist rijke landen relatief weinig kinderen. De beste milieumaatregel is dus meer economische groei, maar dan wel met minder kinderen.
Exporteren van problemen
Het is jammer dat de industrie uit Europa vertrekt, omdat deze vaak aan de basis staat van innovatie en vooruitgang. De vergroening van de industrie is nu afhankelijk van de Chinezen, die overigens op het gebied van elektrische auto’s, zonnecellen en windmolens laten zien dat ze veel vaart kunnen maken. Het zorgt er echter wel voor dat Europa ook voor beleggers minder interessant zal worden, alleen maar door onverantwoord economisch- en milieubeleid dat gebaseerd is op het exporteren van problemen naar landen met minder regels. Het milieu vervuilen mag, zolang het maar niet in Europa gebeurt.
Han Dieperink is chief investment strategist bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co.