Na drie jaren op rij een La Niña is er dit jaar sprake van een stevig El Niño effect.
La Niña is de tegenhanger van El Niño. Bij een La Niña zijn de zeewatertemperaturen in een deel van de Grote Oceaan bij de evenaar lager dan gemiddeld. Door een sterke passaatwind komt er meer koud water aan de oppervlakte. Bij een El Niño warmt de temperatuur van zeewater in de Grote Oceaan juist op. Er wordt zelfs al gesproken van een Super El Niño, omdat als gevolg van de klimaatcrisis het zeewater warmer is dan normaal. In beide gevallen is er wereldwijd een effect op het weer meetbaar. In Nederland is dat effect relatief gering, bij La Niña is het voorjaar een fractie droger, bij El Niño een fractie natter.
In de periode 1997 tot en met 1998 was er ook sprake van een ongewoon sterke El Niño met temperatuurafwijkingen tot wel 6 graden boven normaal, mede veroorzaakt door het versterkte broeikaseffect. Er is sprake van een wisselwerking, door een sterke El Niño kan de aarde wellicht al in 2024 voor het eerst de 1,5 graden - de doelstelling van Parijs - opwarming overstijgen. De gevolgen voor de wereldeconomie van een sterke El Niño zijn groot. In 1982 werd de schade berekend op 4,1 biljoen dollar, in 1998 op 5,7 biljoen dollar. Dat effect is weliswaar uitgesmeerd over meerdere jaren, maar gerelateerd aan de totale omvang van de wereldeconomie (circa 100 biljoen dollar) is de impact fors.
Minder visvangst in Peru
Doordat het water rondom de evenaar opwarmt zijn de grootste effecten te verwachten in de Tropen. Klassiek is dat door het warme water voor de kust van Peru er minder vis kan worden gevangen, die vissen komen normaal gesproken af op het voedselrijke opwellende koude water. Wel regent het meer in Peru, met mogelijke schade aan infrastructuur tot gevolg. In grote delen van de wereld heeft El Niño een tegenovergesteld effect en dat is droogte. Dat geldt onder andere voor het Amazonegebied, Zuid-Afrika, India en voor Indonesië.
Vooral dat laatste land wordt economisch meestal het zwaarst getroffen wanneer er sprake is van een El Niño. Door de droogte stijgen de prijzen van koffie, cacao en palmolie. Verder valt de energieopwekking uit waterkracht in de droge gebieden sterk terug, vaak wordt de energie dan geproduceerd met fossiele brandstoffen. Een tekort aan energie betekent ook dat sommige mijnen – Indonesië is een grote exporteur van nikkel – moeten sluiten. Daar staat tegenover dat landen als Canada, delen van Australië en met name Argentinië profiteren, bijvoorbeeld via de sojaproductie. Ook is een El Niño per saldo goed voor de Hoorn van Afrika en de Amerikaanse economie, alhoewel een te grote opwarming ook te veel van het goede in de vorm van overstromingen kan betekenen.
Toch is er alles bij elkaar sprake van een negatief effect op de productie van agrarische grondstoffen, wat zorgt voor hogere voedselprijzen en inflatie. Dat kan dan weer zorgen voor sociale onrust in landen waar relatief een groot deel van het budget opgaat aan voedsel. Verder is er een negatief effect op de visvangst en raakt het slechte weer ook de bouw. Hogere metaalprijzen doordat mijnen minder produceren gelden niet alleen voor Indonesië, maar ook voor Chili. In het bergachtige Chili zorgt de overvloedige regenval al snel voor onbegaanbare wegen met een negatief effect op de koperproductie. Verder kunnen de stormen en cyclonen die het gevolg zijn van El Niño veel schade veroorzaken, maar het repareren van al die schade is dan wel weer goed voor de economie. El Niño zorgt eindelijk ook voor meer neerslag in Californië, alhoewel dit in droge gebieden ook snel kan omslaan in overstromingen.
Meer inflatie
El Niño zorgt voor meer inflatie door hogere voedsel- en andere grondstofprijzen. Omdat overheden gewaarschuwd zijn, kunnen ze maatregelen hiertegen treffen. In de agrarische sector is het gebruikelijk dat er voorraden worden aangehouden in slechte jaren, maar als er een tekort is, kan het zijn dat een deel van die voorraden via bijvoorbeeld exportverboden niet op de markt komen. Gelet op de grote invloed van El Niño op Zuid- en Zuidoost Azië kan met name de rijstteelt worden geraakt. Doordat juist die landen reageren met exportverboden kunnen tekorten snel oplopen. Door het effect van de klimaatopwarming en de La Niña’s in combinatie met de impact van de oorlog in Oekraïne was het al niet eenvoudig om al het voedsel op het juiste moment op de juiste plek te krijgen. Toeleveranciers aan de agrarische industrie profiteren waarschijnlijk indirect van de hogere prijzen.
Aangezien de bedrijven die grondstoffen produceren nog altijd extreem goedkoop zijn en grondstoffen vereist zijn voor de energietransitie, ligt het voor de hand om in de portefeuille bedrijven op te nemen die profiteren van hogere grondstofprijzen. Daar horen dus ook agrarische grondstoffen bij. Daarmee is er ook sprake van een impliciete inflatiehedge, want het is vooral aan de aanbodzijde dat een tekort aan grondstoffen langere tijd kan zorgen voor hogere inflatie. Bovendien hoort zo’n allocatie een meer permanent karakter te krijgen, gelet op de naadloze overgang naar de effecten van de klimaatcrisis.
Han Dieperink is chief investment strategist bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co. Zijn bijdragen op Investment Officer verschijnen op dinsdag.