Aandelen kunnen in de laatste maanden van dit jaar een fraai herstel laten zien. Doordat koersen zijn gedaald en winsten zijn gestegen is de waardering duidelijk afgekomen. De reden dat aandelen dit jaar zijn gedaald is de sterk gestegen rente, een direct gevolg van de opgelopen inflatie.
Waar centrale bankiers die inflatie eerst zagen als wenselijk en later als tijdelijk, proberen ze nu deze fouten te herstellen. Daarbij focussen ze te veel op de oplossing en onvoldoende op het probleem. Dat terwijl er steeds meer signalen zijn dat inflatie sterk zal dalen. Allereerst wordt de vergelijkingsbasis een stuk lastiger. In aanloop naar de Russische inval in de Oekraïne stegen grondstofprijzen, maar veel van die prijzen staan nu lager dan voor de Russische inval. Zelfs de gasprijzen staan alweer op het niveau van de laatste dagen van 2021.
Verder zijn veel van de problemen in de keten als sneeuw voor de zon verdwenen. De prijzen voor tweedehands auto’s in de Verenigde Staten zijn dit jaar gewoon gedaald. Men maakt zich onterecht zorgen over de oplopende inflatie aan de dienstenkant. Een belangrijk onderdeel daarvan is de wooncomponent en die is zo
rentegevoelig dat huizenprijzen niet anders kunnen dan dalen. Volgend jaar wordt het jaar van de desinflatie en dat zit (nog) niet tussen de oren van beleggers.
Oliesector blijft aan de leiding
Vorige week sprak Mary Daly van de San Francisco Federal Reserve haar zorgen uit over de mogelijke financiële instabiliteit als gevolg van het monetaire beleid. Zo’n hint is op de aandelenmarkt voldoende voor een koersexplosie. Het sentiment op de financiële markten is nog altijd extreem negatief. Niemand lijkt op een draai van de Fed op korte termijn te rekenen en dat verklaar het plotselinge herstel.
Beleggers die willen profiteren van deze rally zullen zich afvragen welke aandelen daarvoor het meest geschikt zijn. De meest veilige optie is de oliesector. Het gewicht van deze sector in de S&P 500 is weliswaar gestegen naar vijf procent, maar de sector is daarmee nog altijd extreem ondergewaardeerd. Bovendien kunnen deze aandelen stijgen onafhankelijk wat de rente doet. De olieprijs wordt op dit moment gedrukt door het vrijgeven van de strategische oliereserve van de Verenigde Staten.
Die reserve is ontstaan in de jaren zeventig om grote geopolitieke schokken in de olieprijs op te vangen. Nu een groot deel van die reserve verdwenen is, neemt de kans op meer volatiliteit in de olieprijs toe. De Amerikaanse investeringen in olievelden zijn dit jaar veel lager dan vorige jaren. Een tekort aan arbeiders en apparatuur in combinatie met aandeelhouders die liever een hogere kasstroom zien dan hogere investeringen is daarvoor
de verklaring. OPEC+ heeft de olieproductie met 2 miljoen vaten per dag verlaagd, ook omdat OPEC+ niet meer in staat is om die 2 miljoen vaten olie te produceren.
Straks zorgt de strenge Russische winter er voor dat veel westerse onderdelen voor de productie van olie moeten worden vervangen. Onderdelen die er niet zijn. Voeg daarbij de spanningen in Irak en Iran en de kans is groot dat olieprijzen zullen stijgen.
Vroeg cyclisch, Groei/tech en aandelen buiten de VS
Uiteraard willen veel beleggers niet beleggen in olieaandelen. Die moeten het hebben van een daling van de lange rente. De aandelen die daarvan profiteren zijn in de Verenigde Staten vroeg cyclische aandelen, groei/tech-aandelen en Amerikaanse aandelen die een groot deel van hun omzet buiten de VS realiseren. Een piek in de rente zorgt er namelijk voor dat de sterk overgewaardeerde dollar draait en aandelen buiten de VS (of met omzet buiten de VS) beter gaan presteren.
Probleem met de groei/tech-aandelen is wel dat de vijf grootste tech-aandelen in de S&P 500 nog altijd een gewicht hebben van 22 procent. Dat doet denken aan de Nifty Fifty-aandelen in de jaren vijftig. Geweldige bedrijven, maar een goed bedrijf is nog geen goed aandeel. Bovendien zijn deze aandelen de winnaars van de
laatste langjarige bull-markt en dat zijn niet de leiders voor de volgende bull-markt. Telkens wisselt het leiderschap. Na de Nifty Fifty in de jaren zestig, volgden de olie- en goud-aandelen in de jaren zeventig, Japan in de jaren tachtig, de Nasdaq in de jaren negentig, China en grondstoffen in de eerste tien jaar van deze eeuw en recent dus de FAAMG- aandelen.
Telkens bleven deze aandelen in de jaren na de piek ver achter bij het beursgemiddelde. Het lijkt wel een vloek. Maar de gemiddelde Amerikaanse retailbelegger die vooral belegt in groei/tech-aandelen staat dit jaar maar liefst 44 procent in de min en alleen dat al biedt voldoende ruimte voor een behoorlijk koersherstel in de komende maanden.
Han Dieperink is chief investment strategist bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co. Zijn bijdragen op Investment Officer verschijnen op dinsdag.