Sinds 2021 stijgt in de westerse wereld de inflatie als gevolg van monetaire en fiscale expansie in combinatie met minder aanbod gedurende de pandemie. Beslissend voor de beurs in 2023 en daarna is of de inflatie zo ver daalt dat beleggers gaan speculeren op deflatie of dat na de huidige periode van dalende inflatie deze weer begint op te lopen.
Meer inflatie …
Steeds meer marktpartijen rekenen er op dat de inflatie in de VS komende jaren op 3 tot 4 procent zal uitkomen, dus niet op de 1,5 tot 2 procent voor de pandemie. Het idee is dat het lange tijd zal duren om de excessen van de monetaire gekte weg te werken en dat zonder een stevige recessie inflatie hoog zal blijven. Volgens die gedachte zijn er structurele ontwikkelingen die inflatie hoog zullen houden, waaronder de energietransitie. Aan de ene kant wordt er onvoldoende geïnvesteerd om het aanbod van fossiele brandstoffen op peil te houden, anderzijds is er veel meer metaal vereist voor de transitie naar alternatieve energie.
Verder is China niet langer de exporteur van deflatie zoals het land de afgelopen decennia wel was, er is geen land die het stokje van China over kan nemen. Dan zijn er nog lange termijn trends zoals demografie waarbij de vergrijzing zorgt voor minder productie en meer consumptie en dus meer inflatie. Ook regionalisering wordt met enige regelmaat genoemd, net zoals de betere positie van de factor arbeid als gevolg van de schaarste op de arbeidsmarkt. Dit kan jaren in beslag nemen, maar het blijven uiteindelijk tijdelijke factoren.
Feit blijft dat inflatie vooral wordt veroorzaakt door de grotere geldhoeveelheid en dat centrale bankiers nu de geldhoeveelheid laten krimpen. Centrale bankiers kunnen de totale vraag wel remmen, maar veel moeilijker stimuleren. Hoge en stijgende rentes zorgen er nu eenmaal voor dat de vraag daalt. Lage rentes zorgen er niet automatisch voor dat de vraag stijgt.
Tijdens de lange periode dat de rente op nul stond zorgde die extreem lage rente niet voor meer consumptie of voor meer investeringen. Niet in Japan en later ook niet in Europa of de Verenigde Staten. Centrale bankiers kunnen dus wel de vraag en daarmee de inflatie drukken maar niet goed stimuleren. Om de vraag te drukken, moet de centrale bank ingrijpen op de economische groei. Dankzij de lage werkloosheid zijn voorlopig de negatieve gevolgen van die lagere groei te overzien waardoor de centrale bank de voorkeur kan geven aan prijsstabiliteit boven economische groei.
…Of toch deflatie
Een belangrijke oorzaak van de relatief lage inflatie in de afgelopen decennia was het spaaroverschot. Zelfs toen reële rentes bij de start van de Grote Financiële Crisis (GFC) negatief werden, bleven burgers sparen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er minder zal worden gespaard. Mogelijk dat er in de westerse wereld meer wordt ontspaard, maar daar staan steeds hogere besparingen uit opkomende landen tegenover. Ook worden we met zijn allen steeds ouder. Eerder reden om meer dan minder te gaan sparen. Op het moment dat de bevolking nauwelijks meer groeit valt ook de natuurlijk stijgende vraag weg.
Verder is het urbanisatieproces in China vergevorderd en begint de beroepsbevolking in de komende jaren te krimpen. Reken verder niet op fiscale cadeautjes, nu de Republikeinen de hand op de knip houden. Ook is het maar de vraag of globalisering stopt. De belangrijkste reden om wereldwijd te produceren zijn de lagere kosten en uiteindelijk is prijs een sterke prikkel in de economie.
Ook heeft de pandemie laten zien dat thuiswerkers in de dienstensector vrij eenvoudig ingeruild kunnen worden tegen goedkope arbeidskrachten uit de lage lonen landen. Onderschat ook niet de kracht van innovatie, feitelijk één grote motor van deflatie. In een vrije markteconomie moet het altijd beter en goedkoper en dat zorgt voor een natuurlijke deflatietendens. Wat dat betreft is inflatie abnormaal en deflatie
normaal. Hogere loonkosten zorgen ook niet automatisch voor meer inflatie. Dat hangt uiteindelijk af van de ontwikkeling van de productiviteit en juist hoge lonen vormen een prikkel om extra te investeren in automatisering en robotisering om de kosten onder controle te houden. Tot slot bleek onder het presidentschap van Trump dat deglobalisering (de handelsoorlog met China) eerder zorgde voor margedruk en lagere prijzen, niet bepaald een bron van meer inflatie.
Conclusie
Het post-pandemische nieuwe normaal kan mogelijk meer op het oude post-GFC nieuwe normaal lijken dan eerder gedacht. Dat beteken dat inflatie niet tussen de 3 en de 4 procent zal blijven in de Verenigde Staten, maar verder kan dalen. Hoge besparingen drukken de rente en die dalende rente kan velen volgend jaar verrassen. Deglobalisering is vooral slecht voor de winstmarges, maar heeft met inflatie niet zo veel van doen.
Deglobalisering in de dienstensector krijgt juist een impuls. Verder blijft de roep om lagere kosten aanhouden, juist met een recessie voor de deur. Op dit moment krijgen beleggers nog altijd een relatief hoge reële rentevergoeding. Op het moment dat de reële rentevergoeding daalt, is dit goed voor de inflatie-linked obligaties en groeiaandelen. Dit is geen goed nieuws voor de dollar waardoor grondstoffen en opkomende markten profiteren.
Han Dieperink is chief investment strategist bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co. Zijn bijdragen op Investment Officer verschijnen op dinsdag.