
In plaats van China als boeman af te schilderen, moet Amerika dringend zijn eigen huishouden op orde brengen. Cruciaal in het tarievenverhaal is de structurele kloof tussen het Amerikaanse en Chinese spaargedrag.
Een recent artikel in de Financial Times (“America would be better off without the global dollar” door Michael Pettis, senior associate of the Carnegie Endowment for International Peace) wijst op de structurele problemen om de handelstekorten tussen beide landen weg te werken.
Pettis start met de noodzaak aan meer gecoördineerde acties in het wereldwijde economische beheer (inderdaad), maar stuurt dan aan op de vorming van een nieuwe douane-unie en op stappen die moeten ondernomen worden om de binnenlandse vraag en het binnenlands aanbod in China in balans te brengen. Indien dit niet lukt, schrijft hij, dan kan de Verenigde Staten een controle invoeren op zijn kapitaalrekening, dit om de aanschaf door surplus landen van VS-activa te verhinderen. De auteur viseert duidelijk China. Een te eenzijdige benadering. Waarom?
Amerikaans handelstekort
Het Amerikaans handelstekort met China is symptomatisch voor een veel dieper probleem, namelijk een chronisch tekort aan binnenlands spaargeld. Bij de start van het eerste presidentschap van Trump (november 2016) stond de netto-spaarquote in de VS op 2,4 procent van het Amerikaans bnp (bron: Federal Reserve Economic data). Eind vorig jaar was die spaarquote gedaald tot 0,6 procent (eind 2023 nog 2,5 procent). Dit betekent dat de Verenigde Staten geen andere keuze heeft dan te lenen in landen met een spaaroverschot (waaronder uiteraard China) om zijn groei verder te financieren.
Kan het anders? Jazeker. Ter illustratie geef ik de periode 1950 tot eind 1978 waarin de Amerikaanse spaarquote fluctueerde tussen 10 en 12,5 procent, een enorm verschil met nu. Het is duidelijk dat onder president Trump de spaarquote daalde. De schuld alleen in de schoenen schuiven van China, zonder het onderliggend probleem van de spaarquote aan te pakken, brengt geen soelaas.
En president Trump ging nog verder: hij duwde grote belastingsverlagingen door. Het resultaat was voorspelbaar: een nog groter budgettair tekort. En er is weinig politieke wil om deze belastingverlagingen te stoppen. Zonder de enorme kosten vandaag voor de gezondheidssector te vergeten (18 procent van het bnp, heel wat minder efficiënt dan in andere landen) of de immense Amerikaanse oorlogsindustrie (die in het kader van de internationale wapenwedloop in de Zuid-Chinese Zee niet zal dalen).
Het gevolg van het chronische Amerikaanse tekort op de betalingsbalans is de noodzaak om vreemd kapitaal aan te trekken. In de pers spreekt men voornamelijk over één land, China, maar weet dat over de laatste vijftien jaar er bilaterale tekorten waren met niet minder dan 100 landen. Het moet duidelijk zijn dat het tarievenverhaal een vals debat is: het is een opportunistische aanpak dat het onmogelijke zoekt, namelijk een bilaterale oplossing (met China) voor een multilateraal probleem.
Technologietransfers
Hoe zit het de technologietransfers richting China, een ander tarievenargument van het Witte Huis? Ook hier neemt president Trump een loopje met de waarheid. Op basis van het USCBC (US-China Business Council) onderzoek in 2016 antwoordde slechts 19 procent van de Amerikaanse ondernemingen dat ze druk ondervonden om technologietransfer naar hun Chinese joint-venture toe te staan. Dus 81 procent sprak de Trump-uitspraak tegen.
In een nieuw onderzoek in 2018 stelde 99 procent dat er geen verslechtering was in de bescherming van intellectuele eigendom de laatste jaren. In 2021 sprak nog slechts 5 procent van de ondernemingen over gevraagde technologietransfers. En wat de beweegredenen van de transfers ook waren, de meeste Amerikaanse zakenmensen zagen er geen ernstige bedreiging in.
Het probleem van de zo vaak geciteerde probleem van joint-ventures (JV) wordt sterk overroepen: daar waar begin 2000 er bijna 1.000 JV’s waren (bron: Fortune 500), is dit aantal gedaald tot minder dan 400 per jaar in de periode 2016-2020. De Chinese Foreign Investment Law (2020) verordent daarenboven de geleidelijke afbouw van beperkingen op buitenlands eigenaarschap en dit in veel sleutelsectoren zoals energie, finance, enzovoort.
Daarenboven is er in China de erkenning van technologietransferten en de bereidheid om ervoor te betalen. Volgens het Peterson Institute for International Economics betaalde China in 2020 ongeveer 38 miljard dollar aan licentie-fees voor het gebruik van vreemde intellectuele eigendom, waardoor het land vierde staat in de wereld, na Ierland, Nederland en de Verenigde Staten.
Grote Amerikaanse ongelijkheid
Op basis van het CBO (Congressional Budget Office) steeg de inkomensongelijkheid stelselmatig de laatste decennia, waarbij de hoogste inkomens de rest van de bevolking voorbij staken. Een van de oorzaken is de afbouw van de marginale belastingschaal.
Waar die in de jaren vijftig en zestig nog rond 90 procent (!) lag, daalde die stelselmatig naar 70 procent (1975) tot 50 procent (1985) en vandaag slechts 38 procent (bron: Tax Policy Center). De koop- en spaarkracht van de gewone Amerikaan werd dus afgebroken. Dat de modale Amerikaan zijn toevlucht zocht tot buitenlandse goedkopere producten mag geen verrassing zijn. De bankencrisis en coronacrisis maakten de zaak alleen maar erger.
Wellicht bracht de ‘asset-dependent’ economie (het aandelenbezit compenseerde voor een stuk de gedaalde koopkracht) enig soelaas voor de Amerikaanse consument. Maar met wat nu gebeurt op de beurzen, zien we hoe broos dit kaartenhuisje kan zijn.
Besluit
Cruciaal in het tarievenverhaal is de structurele kloof tussen het Amerikaanse en Chinese spaargedrag. Ik sprak over de netto spaarquote. Belangrijk hierbij is de factor ‘afschrijving’ in rekening te brengen. Deze factor is een indicator van het kapitaal dat overblijft om de toekomstige groei in productiviteit te financieren. Op basis van de laatste Chinese cijfers is de netto spaarquote ongeveer 30 procent. De Amerikaanse was eind 2023 2,5 procent. We spreken dus over een factor 12!
China is dus veel beter geplaatst om toekomstige investeringen in productieve investeringen, R&D en menselijk kapitaal te financieren. In plaats van China als boeman af te schilderen, moet Amerika dringend zijn eigen huishouden op orde brengen. Op basis van wat we vandaag zien gebeuren, belooft dit weinig goeds voor de gemiddelde Amerikaan en wie in Amerikaanse aandelen belegd is.
Jan Vergote is onafhankelijk financieel consultant en analist. Hij schrijft voor Investment Officer België.