Ondank alle kritiek op de nieuwe technische standaard voor een nieuwe uniforme financiële bijsluiter voor beleggingsproducten, de PRIIPs KID, maakt deze beleggingsfondsen echt beter vergelijkbaar, stelt FN Kennisexpert Iris van de Looij.
‘Met honderden mensen doorliep ik tijdens verschillende trainingen een MiFID II-casus over Marco en Edith. Zij zijn een gepensioneerd stel dat wil beleggen in een beleggingsfonds. Simpele vraag: welk fonds is voor hen het meest geschikt? Het antwoord daarop blijkt minder simpel. In de praktijk blijkt het doorgronden en vergelijken van beleggingsfondsen, op basis van de huidig beschikbare informatie, best lastig.
Voor de case gebruiken we factsheets en de Essentiele Beleggingsinformatie (Ebi) van verschillende fondsen. Ondanks de standaardisatie van de Ebi’s is vergelijking van actieve en passieve fondsen nog steeds lastig. Kostencategorieën worden anders genoemd, performance wordt verschillend berekend en de documenten bevatten veel technische begrippen.
De vergelijkbaarheid van financiële producten zou moeten verbeteren door de nieuwe PRIIPs KID-regelgeving. Producten die vallen binnen de definitie van een PRIIP zijn beleggingsfondsen, structured products, levensverzekeringsproducten met een beleggingscomponent en derivaten. Voor deze producten moet er een financiële bijsluiter komen, het Key Information Document (KID), dat voor alle producten exact hetzelfde is.
Misleidend
Hoe dat informatiedocument eruit ziet, is uitgewerkt in een technische standaard. Er is veel te doen geweest om deze technische standaard. Het eerste voorstel van de standaard werd in september 2016 in het Europese Parlement afgewezen omdat het zelfs als misleidend werd gezien. Hierdoor werd de invoering van de PRIIPs regelgeving met een jaar uitgesteld naar januari 2018, gelijk met de invoeringsdatum van MiFID II.
Op 8 maart heeft de Europese Commissie een aangepaste versie van de standaard naar buiten gebracht. Ook op deze versie is er weer veel kritiek vanuit de markt. Het blijkt heel lastig om met een standaard bijsluiter te komen. Dit komt met name doordat de producten die onder de definitie van PRIIPs vallen, erg verschillend zijn.
Vooral de wijze van presenteren van verwacht rendement stuitte op veel kritiek. In de eerste versie van de technische standaard was uitgegaan van berekening van verwacht rendement op basis van toekomstige performance scenario’s. De markt ziet liever dat er resultaten uit het verleden worden meegenomen.
In de nieuwe versie van de technische standaard is de methodiek voor performance berekening niet aangepast. Er is wel opvolging gegeven aan het kritiekpunt van het Europees Parlement wat betreft mogelijke misleiding.
Om dat te voorkomen is er een vierde rendement scenario toegevoegd; een stress scenario. Dit laat zien hoe een product zich houdt in een markt die snel en ver onderuit gaat.
Ondanks de onvrede is de verwachting dat marktpartijen niet opnieuw lobbyen voor meer aanpassingen. Er is geen tijd om te wachten op een nieuwe standaard. Het Europese Parlement en de Europese Raad hebben 3 tot 6 maanden om de nieuwe standaard goed te keuren.
Als de deadline van 3 januari 2018 nog gehaald moet worden kan de markt beter aan de slag met implementatie. Voor beleggingsfondsen met een ucits-status geldt een overgangsperiode van 2 jaar. Dat betekent dat vanaf januari 2020 beleggingsfondsen voor mensen als Marco en Edith echt beter vergelijkbaar worden’.
Iris van de Looij is zelfstandig adviseur en interim-manager. Eerder werkte zij onder meer als global head of product development bij MeesPierson en achtereenvolgens als director investment solutions bij Theodoor Gilissen en group head of investment solutions bij KBL European Private Bankers.
Zij deelt op structurele basis met Fondsnieuws-lezers haar kennis op het gebied van productmanagement en Mifid. Wilt u meer bijdragen van onze FN Kennisexperts lezen, klik dan hier.