Hilco Wiersma
Hilco Wiersma

Indextrackers blijven in trek. Hilco Wiersma van Add Value Fund snapt dat wel. ‘Van de actieve beleggingsfondsen kan 85 procent zijn benchmark niet bijbenen.’

Als het fondsmanagers niet lukt om hun zelfgekozen benchmark te verslaan, is het volgens Hilco Wiersma van Add Value Fund nogal logisch dat beleggers liever kiezen voor goedkope indexfondsen. ‘Ze bakken er vaak niets van. Dat is zeer teleurstellend.’

Zelf heeft het beursgenoteerde small- en midcapfonds, dat zich meet met de VanEck AMX-ETF, door de jaren heen een flinke outperformance laten zien. Dat zorgt voor toeloop, merkt Wiersma, mede-oprichter was van het in 2007 begonnen fonds. De portefeuille heeft nu een omvang van ongeveer 150 miljoen euro, waar in de VanEck-ETF een kleine 20 miljoen euro is ondergebracht. ‘Je outperformance is je bestaansrecht’, aldus Wiersma. De ambitie is om naar 500 miljoen euro door te groeien. Ook vorig jaar kwam er nog nieuw kapitaal binnen, terwijl smallcaps toen bar slecht presteerden. Add Value verloor 0,7 procent, de benchmark 7,6 procent.

Eeuwig blijven zitten

Kleinere bedrijven leggen het al enkele jaren af tegen concerns die profiteren van de opkomst van AI en de Magnificent Seven, aldus Wiersma. Dat zijn fonds de schade beperkt heeft weten te houden, is vooral te danken aan twee hardlopers die al ruim tien jaar in de portefeuille zitten: ASMI en Besi. Sinds de aanschaf ging de beurswaarde van beide bedrijven tientallen keren over de kop.

‘Als je de winnaars verkoopt, dan blijven de verliezers over. Dat is de grootste fout die je als belegger kunt maken.’

Komt Wiersma niet in de verleiding om dergelijke winsten te verzilveren? ‘Nee, in principe verkopen wij nooit. Mits een bedrijf presteert zoals wij willen, blijven we eeuwig zitten. Soms valt het tegen, dan nemen we afscheid, zoals onlangs van Ebusco. Maar als je de winnaars verkoopt, dan blijven de verliezers over. Dat is de grootste fout die je als belegger kunt maken.’ Het is dan ook met pijn in het hart dat Wiersma en zijn collega’s beide posities op sommige momenten wat hebben moeten afbouwen, als de allocatie de grens van 20 procent van het belegd vermogen bereikte.

Family offices helpen

Add Value presteerde de afgelopen paar jaar dus relatief goed. Maar waarom kiezen beleggers voor smallcaps als largecaps in absolute termen veel beter renderen? ‘De winst- en groeipotentie van kleinere bedrijven is vele malen groter’, aldus Wiersma. ‘Een omzet van 100 miljoen euro is natuurlijk heel wat makkelijker te verdubbelen dan van 10 miljard euro.’ De vereiste voor een positie in een bedrijf, is een jaarlijkse winstgroei van minimaal 7,5 procent, plus een dividendrendement van 2,5 procent.

Die winstgroei moet nog wél in de beurskoers tot uitdrukking komen, en dat is bij sommige bedrijven volgens Wiersma niet vanzelfsprekend. ‘Na de financiële crisis in 2008 is de financiële industrie in Nederland uitgehold. Er zijn nog maar weinig analisten die smallcaps volgen, en institutionele beleggers vinden de markt vaak te klein.’ Family offices nemen die rol enigszins over, constateert Wiersma, wijzend op recente investeringen door het familly office van Rolly van Rappard in Nedap en van HAL in TKH. ‘Dat geeft bedrijven meer zichtbaarheid.’

Oppassen voor valutarisico’s

Hoewel ETF’s hun waarde bewijzen in de huidige volatiele beurstijd, wil Wiersma wel op enkele risico’s wijzen. ‘Ik snap heel goed dat men opschuift. De ETF is een fantastisch instrument: makkelijk en met lage kosten. In de stressweek van 2 april ging er in het S&P 500-indexfonds van State Street 125 miljard dollar per dag om. Toen zag je hoe superefficiënt die markt is.’

Add Value profiteert zelf ook mee van die hoge omzetten, met zijn belegging in liquiditeitsverschaffer Flow Traders. Maar een ETF is niet gratis en je zult de markt er nooit mee verslaan, aldus Wiersma. Bovendien kan een valuta-effect ongunstig uitpakken. Zo moet de Europese belegger inleveren, nu de dollar ten opzichte van de euro zo’n 10 procent in waarde is gedaald.

Overigens moet Wiersma zelf ook gaan oppassen voor valutarisico’s, aangezien Add Value Fund vorig jaar heeft besloten voortaan ook over de grens te kijken. De eerste buitenlandse participatie werd onlangs bekendgemaakt: het Franse softwarebedrijf Planisware, vooral actief in de farmasector. Wiersma voerde ook al verkennende gesprekken met het management van drie Zwitserse maakbedrijven. Met het oog op valutarisico’s stelt hij daarbij wel hogere eisen aan winstgroei en rendement.

‘Vooral pensioenfondsen gaan af op goedkope ETF’s’

Waarom deze stap? In Nederland begon de vijver op te drogen, aldus Wiersma. ‘Sinds onze oprichting hebben we dertien overnames van bedrijven in onze portefeuille meegemaakt, terwijl er op de beurs amper passende IPO’s tegenover stonden. Daarnaast missen we bepaalde veelbelovende sectoren in Nederland, zoals farma en software. Afas Software zou een mooie zijn, maar de familie daarachter wil niet naar de beurs.’

Andere tarieven

Net als andere actief beheerde small- en midcapfondsen rekent het Add Value Fund vooral (ex-)ondernemers tot zijn klanten. De meeste institutionele beleggers zijn te sterk gericht op de beheerkosten, volgens Wiersma. ‘Vooral pensioenfondsen gaan af op goedkope ETF’s.’

Is de opkomst van indextrackers voor Add Value nog aanleiding geweest om de eigen tarieven aan te passen? Sinds 2018 werkt het fonds met een ‘degressief kostenmodel’. Naarmate het belegde vermogen stijgt, daalt de vergoeding, al stopt dat wel bij 1 procent zodra het vermogen de 200 miljoen euro passeert. Destijds leidde het tot een verlaging van de beheerfee met 0,25 procent naar 1,5 procent. Wiersma: ‘Dat vinden wij fair, want onze kosten gaan niet omhoog als het vermogen groeit. Wij willen onze groei delen met onze aandeelhouders.’

Dit is deel 3 van een serie over de veranderende klant- en verdienmodellen in de fondsenindustrie. Hoe gaan Nederlandse spelers om met de druk op actief beleggen en op de kosten van beleggingsfondsen?

Gerelateerde artikelen op Investment Officer:

Author(s)
Categories
Access
Members
Article type
Article
FD Article
No