Kantoor AFM
i-2PXqK4M-L.jpg

De AFM houdt vermogensbeheerders voor dat een deel van hen het risico loopt dat zij niet voldoen aan Mifid II. ‘Het begrip fiduciair beheer kent geen eenduidige definitie en heeft geen oorsprong in de Wet op het financieel toezicht (Wft)’, zo schrijf de toezichthouder ter verklaring daarvan. De AFM deed eerder een onderzoek naar de naleving van Europese wet- en regelgeving.

De AFM geeft hieraan vandaag aandacht in haar sectorbrief, getiteld “reikwijdte individueel vermogensbeheer”. Daarin wordt verwezen naar het rapport ‘Mifid II-onderzoek naar dienstverlening aan professionele beleggers en ECP’s in 2018 en 2019’ (zie bijlage), dat op 10 december 2019 is gepubliceerd. Daarin is aan de hand van tien beleggingsinstellingen onderzocht hoe hun dienstverlening naar professionele partijen is.

In het rapport deelt de AFM de uitkomsten en observaties van haar onderzoek naar de naleving van Mifid II-verplichtingen. Een van deze observaties heeft betrekking op ‘fiduciair beheer’ door beleggingsondernemingen.

In de vandaag gepubliceerde sectorbrief probeert de AFM uit te leggen hoe marktpartijen bij de implementatie van die Europese regels diezelfde regels voor hun specifieke geval moeten interpreteren. Hier is de toezichthouder door belangenverenigingen, waaronder Dufas, om gevraagd. 

Definitie van fiduciair beheer

Volgens de AFM wordt onder ‘fiduciair beheer door ondernemingen een veelheid aan diensten verstaan, variërend van diensten die niet kwalificeren als het verlenen van een beleggingsdienst (zoals advisering over strategische assetallocatie) tot diensten die wel kwalificeren als het verlenen van een beleggingsdienst (zoals advisering over individuele financiële instrumenten).’

De toezichthouder stelt dat ‘wanneer beleggingsondernemingen fiduciair beheer verlenen, waarbij er sprake is van het verlenen van (een combinatie van) beleggingsdiensten, zij over een vergunning voor het verlenen van (al) deze (afzonderlijke) diensten dienen te beschikken’. Hierbij denkt men dan specifiek aan beleggingsdiensten als het beheren van een individueel vermogen, beleggingsadvies en het ontvangen en doorgeven van orders.

Marktpartijen houden te ruime interpretatie aan

Blijkens het onderzoek is het volgens de AFM niet altijd het geval dat marktpartijen de juiste vergunningen hebben. Vooral de reikwijdte van het beheren van een individueel vermogen (vermogensbeheer) voor professionele partijen wordt volgens de onderzoekers te ruim geïnterpreteerd door marktpartijen.

De AFM houdt beleggingsondernemingen voor dat zij moeten vaststellen welke van de door hen verleende diensten onder de reikwijdte vallen van vermogensbeheer, en welke daar buiten vallen.

De toezichthouder probeert aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden duidelijk te maken voor welke beleggingsdiensten marktpartijen een vergunning nodig hebben. Daarbij worden ondermeer het afsluiten van derivaten genoemd en een vermogensbeheerrelatie door een verzekeraar en asset manager (zie kader: voorbeeld 2). 

Als derde voorbeeld noemt de toezichthouder de verplichting om af te stemmen in het kader van de beleggingsstrategie van de cliënt. 

De AFM stelt in haar brief dat zij verwacht dat beleggingsondernemingen aan de hand van de genoemde voorbeelden toetsen of zij haar dienstverlening op de juiste wijze kwalificeert en over de juiste (deel)verguninngen beschikt. Volgens de AFM zijn het afgelopen op dat vlak goede vordering gemaakt, zo laat de toezichthouder in een mondelinge toelichting weten. 

Verantwoording

Voor het Mifid II-onderzoek van de AFM zijn tien beleggingsondernemingen geselecteerd van verschillende omvang en met verschillende typen van dienstverlening. ‘De selectie is een deelwaarneming en geen representatieve steekproef. Binnen de reikwijdte van het onderzoek vallen verschillende typen dienstverlening’, stelt de AFM in het onderzoek (zie bijlage), waardoor ‘de AFM een gevarieerd beeld heeft verkregen van de uitwerking van de regels uit Mifid II in de praktijk met een breed scala aan observaties’.

Het onderzoek en de vandaag gepubliceerde sectorbrief geeft partijen bij de implementatie van dienstverlening aan professionele beleggers inzage in het normenkader van de AFM. Dit stelt marktpartijen in staat om aan de hand hiervan - waar nodig - aanpassingen in hun beleid te doen. 

Voorbeeld 2: Vermogensbeheerrelatie verzekeraar & asset manager “Verzekeraars en (captive) asset managers leggen hun vermogensbeheerrelatie vaak vast in een zgn. Investment Management Agreement (IMA) waarin de verzekeraar het mandaat heeft bepaald waarbinnen de asset manager het discretionaire vermogensbeheer mag uitvoeren. Voor het grootste deel van het mandaat heeft de asset manager volledige discretie in de uitvoering van het mandaat. Voor sommige beleggingen, zoals beleggingen in structured credits, vindt vooraf wel afstemming plaats tussen de verzekeraar en de vermogensbeheerder in het investeringscommittee van de verzekeraar. Maar de afstemming voor dergelijke type investeringen heeft met name als doel om het kapitaalsbeslag van een  dergelijke belegging onder Solvency II te bepalen. Het investeringscommittee besluit voor deze type beleggingen of de vermogensbeheerder deze kan uitvoeren, mede gelet op het kapitaalsbeslag. In de uitvoering heeft de vermogensbeheerder discretie ten aanzien van o.a. counterparty, de voorwaarden, de prijs (range) en de SCR (solvency capital requirement) charge. Dit geldt ook voor beleggingen in ‘direct lending’ beleggingsfondsen. Maar daar is ook van belang dat het beleggingsfonds aan de rapportage vereisten van de verzekeraar kan voldoen en de daarvoor benodigde informatie kan aanleveren.”
Antwoord AFM op voorbeeld 2: “In dit voorbeeld vindt er bij ‘sommige beleggingen’ afstemming plaats tussen de cliënt (verzekeraar) en de beleggingsonderneming (vermogensbeheerder). De afstemming heeft ‘met name’ als doel om het kapitaalbeslag van deze beleggingen onder Solvency II te bepalen. Dat het afstemmen van transaties een specifiek doel dient, betekent op zichzelf niet dat deze transaties onder de reikwijdte van de vermogensbeheer vallen. De kern is dat deze transacties met de cliënt worden afgestemd warbij de beleggingsbeslissing, via het investeringsommittee uiteindelijk bij de cliënt ligt. Deze transacties vallen daarmee buiten de reikwijdte van vermogensbeheer.” 
Author(s)
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No