Het ontbreekt de sector nog altijd aan een harde deadline voor personeel om aantoonbaar vakbekwaam te zijn. Hoewel ook voor de institutionele markt de geaccrediteerde examens al geruime tijd beschikbaar zijn, communiceert de AFM geen moment waarop het gaat handhaven.
In een reactie op vragen van Fondsnieuws, stelt de toezichthouder ‘ervan uit te gaan’ dat medewerkers die adviseren en informeren in het institutionele domein ‘zo snel mogelijk’ aantoonbaar vakbekwaam zijn, maar kan daarbij geen moment noemen wanneer het dan gaat handhaven.
Formeel moet personeel dat adviseert of informeert over beleggingen aantoonbaar vakbekwaam zijn sinds de implementatie van MIFID II in januari 2018. Maar omdat de examens voor de institutionele markt lange tijd achterbleven, besloot de toezichthouder de markt extra tijd te bieden om de benodigde accreditatie bij DSI aan te vragen.
Senior toezichthouder Lieke Helleman verklaarde in maart 2018 tijdens een seminar nog dat de coulance van de AFM ‘op een gegeven moment over zal zijn’, maar dat lijkt nu - bijna een jaar later - nog niet het geval.
‘Formeel moet natuurlijk iedereen vanaf 2018 vakbekwaam zijn. Het gedoogbeleid dat de AFM nu wellicht voert was plausibel in de periode dat er geen examens waren, maar zou nu minder logisch zijn’, zegt Anne-Marie Munnik van CFA Society VBA Netherlands in een reactie. ‘Al is het natuurlijk aan de AFM wanneer het gaat handhaven.’
Argusogen
Tom Loonen, VU-hoogleraar Effectiviteit van regelgeving bij beleggingsondernemingen, stelt dat de AFM vroeg of laat wel moet gaan handhaven, aangezien de beleggingssector in de EU moet voldoen aan de richtsnoeren ten aanzien van de borging van kennis en vakbekwaamheid van de Europese toezichthouder ESMA.
‘Ik ga niet over de agenda van de AFM’, zegt hij, ‘maar het kan niet anders dan dat de toezichthouder dit dossier met argusogen volgt. Je wilt natuurlijk niet dat je als Europese lidstaat de richtsnoeren van de ESMA niet opvolgt.’
De hoogleraar denkt dat de toezichthouder wel degelijk weet wanneer ze gaan handhaven en hoe ze dit dossier gaat aanvliegen, maar dat de AFM de kaarten tegen de borst houdt. ‘Ik denk dat ze het zullen meenemen in toezichtgesprekken met onder toezicht staande instellingen: En dan zijn we nu bij het hoofdstuk HR aanbeland’, zegt hij schertsend. ‘Mogen we dan nu zien welke mensen klantcontact hebben als het gaat om beleggen, of zij informeren of adviseren en hoe u geborgd heeft dat zij aan die door ESMA opgelegde vakbekwaamheidseisen voldoen?’
Munnik, van de beroepsvereniging voor beleggingsprofessionals, ‘kan zich zo voorstellen’ dat aan de institutionele zijde nog niet iedereen compliant is, afgaande op het feit dat ongeveer 800 mensen het ESMA Institutioneel examen van de Vrije Universiteit hebben afgelegd. De doelgroep voor dit examen zou bestaan uit enkele duizenden mensen.
Andere route
Toch is de rekensom over de hoeveelheid achterblijvers niet zó snel gemaakt, benadrukt ze. Partijen hebben immers de mogelijkheid om een andere route te kiezen om te voldoen aan de vakbekwaamheidseisen.
Werkgevers kúnnen personeel DSI-examens en bijbehorende opleidingen laten volgen, maar ze kunnen hun personeel ook op een andere manier bijscholen, bijvoorbeeld door interne trainingen aan te bieden. Daarin staan ze vrij, als ze uiteindelijk maar kunnen bewijzen dat hun medewerkers aan de ESMA-richtsnoeren voldoen.
Studielast
De vertraging van het examen aan de institutionele zijde wordt in de sector gezien als een van de redenen voor het uitblijven van handhaving, maar wat tegelijkertijd speelt, is een worsteling met de studielast, zowel onder instutionele partijen als retailpartijen.
Wat Michiel van Vugt, manager Financieel Adviseurs bij NNEK, merkt dat is dat medewerkers die eerder nooit inhoudelijk te maken hadden met beleggen, de studielast en de druk om het examen te halen, als hoog ervaren. ‘Die medewerkers hebben klantcontact op administratief gebied. Zij spreken niet over beleggingen en dus is de studielast zwaar.’
NNEK zit aan de retailkant en niet aan de institutionele zijde, maar in beide hoeken van de sector zijn klantenservicemedewerkers werkzaam die bepaalde beleggingstermen voor het eerst zien tijdens het studeren.
De studielast van 80 uur is ook voor institutionele partijen een drempel, bevestigt Munnik, en vormt voor sommige partijen aanleiding om juist te kiezen voor in-house trainingen. Een andere moeilijkheid ziet ze bij het VU-examen, dat soms als lastig wordt ervaren. ‘Maar, de slagingspercentages zijn over het algemeen goed.’
Bij NNEK moeten ‘een stuk of tien’ werknemers een niet eerder gehaald diploma halen, wat neerkomt op ongeveer een derde van het totale personeelsbestand. Bij het kantoor zijn intern deadlines afgesproken waarop medewerkers een eerste examen-poging gedaan moeten hebben, en wanneer ze het examen uiterlijk gehaald moeten hebben.
In kaart brengen
Of werkgevers de juiste trainingen hebben aangeboden, zal blijken als de AFM uiteindelijk wel gaat handhaven. Wat dan eveneens duidelijk wordt, dat is of de training aan de juiste werknemers is aangeboden. Munnik heeft het idee dat verschillende partijen laat zijn begonnen met in kaart brengen wie nu onder de regelgeving valt en welke medewerkers een informerende of adviserende rol hebben.
Daarbij wordt het vaak ‘best lastig gevonden’ om te bepalen of er nu sprake is van adviseren of informeren, merkt manager certificering bij DSI Paul Schuiling. ‘Dat levert hier en daar nog wat uitdaging op’, vertelde hij Fondsnieuws eerder over de telefoontjes die de stichting voor de financiële sector krijgt. ‘Uiteindelijk gaat het om wat de beleggingsprofessional in de praktijk doet. Maar wij adviseren om, bij twijfel, voor de ruimste interpretatie te gaan. Dan voldoe je altijd aan de vakbekwaamheidseisen.’