Het verwacht rendement en de liquiditeit van traditionele beleggingen staan onder druk. Met hetzelfde risicobudget zijn in alternatieve beleggingscategorieën een aantrekkelijker rendement te behalen, stelt BlackRock.
In een gesprek met Fondsnieuws wijzen strategen Fons Lute en John Dewey (foto) van het Amerikaanse fondshuis op alternatieven, zoals onderhandse leningen, vastgoed, infrastructuur en private equity.
Verwachtingen
Na vijf uitzonderlijk goede jaren voor zowel aandelen als obligaties, is de vraag wat beleggers nog kunnen verwachten van deze categorieën. ‘Voor aandelen verwachten we in ontwikkelde markten nog zo’n 4 à 5 procent in plaats van de dubbele cijfers van de laatste jaren. Ook obligatierendementen zullen de komende 5 jaar naar verwachting laag zijn’, aldus Dewey. ‘Een uitdagende omgeving voor beleggers.’
Daar komt bij dat markten steeds grilliger worden. ‘Het rendement op staatsobligaties is moeilijk te voorspellen’, wijst Dewey op plotse koerszwenkingen die de Duitse Bunds en Amerikaanse Treasuries recent maakten. ‘Verwacht meer van dergelijke periodes. Het is lastig om geld te verdienen en tevens risico te managen.’
Theorie
Een zorg is dat, nadat het rendement op staatsobligaties het nulpunt naderde, ook hun verhandelbaarheid nu achteruit gaat. Bij alternatieve beleggingscategorieën staat daarentegen een liquiditeitspremie tegenover mindere verhandelbaarheid.
Dat is althans de theorie. Met kwantitatieve technieken kunnen bronnen van rendement worden geïdentificeerd. Als verklaring voor het bestaan van deze rendementgenererende factoren wordt vaak gewezen op liquiditeitspremies. Mindere verhandelbaarheid zou leiden tot een lagere prijs en daarmee een hoger rendement.
Lange termijn
Lute wijst erop dat veel institutionele beleggers in Nederland beleggen voor de lange termijn. Pensioenbeleggers hebben vaak een horizon van decennia. Met andere woorden, ze kunnen het zich veroorloven in illiquide titels te beleggen.
Dat bijvoorbeeld pensioenfondsen dit toch weinig doen heeft volgens Lute veel te maken met regelgeving. ‘Vijftien jaar geleden was het voor pensioenfondsen nog heel gewoon om te beleggen in onderhandse leningen, maar met de invoering van marking-to-market is dit in onmin geraakt.’
Maar ook de banken die de financiëringsrol hadden overgenomen, zijn sinds de kredietcrisis terughoudender geworden in het verstrekken van leningen. Dit stuwt het aanbod aan beleggingsmogelijkheden in leningen voor bijvoorbeeld vastgoedprojecten, hypotheken, midden- en kleinbedrijf (MKB) en infrastructuur.
Barrières slechten
Enerzijds zullen beleggers zich over hun terughoudendheid heen moeten zetten. Anderzijds zijn er veel geavanceerde technische hulpmiddelen beschikbaar die het waarderen van illiquide activa makkelijker maken.
Het MKB in de eurozone zou volgens Dewey tientallen miljarden euro’s per jaar op de markt willen lenen. In de verder ontwikkelde markt voor vastgoedfinanciering staat wel 1.000 miljard euro uit, waarvan ongeveer de helft in de komende drie jaar moet worden doorgerold, voegt hij eraan toe. ‘Dat is genoeg voor je om toegang tot goede leningen te krijgen.’
Infrastructuur is een verhaal apart. Vanwege de grote vinger in de pap van overheden, komen nieuwe projecten maar langzaam van de grond. ‘Maar ze komen wel door’, stelt Lute gerust.
Zo zijn de investeringen in publiek private samenwerkingen ter verbetering van het Britse spoor al weer op pre-crisis niveaus. Een ander voorbeeld is het Juncker-plan voor een fonds dat investeringen in de infrastructuur binnen de eurozone moet aanzwengelen.
Opvoeren allocatie
Gebruikmakend van kwantitatieve technieken om de optimale allocatie voor een institutionele belegger te bepalen, schat Dewey in dat dit soort alternatieve beleggingen bij elkaar een weging zouden moeten hebben van zo’n 20 tot 30 procent. ‘Tegen gemiddeld minder dan 10 procent nu, al doen sommigen meer.’
Het hangt een beetje af van de definitie die beleggers hanteren, zoals het al dan niet als alternatief bestempelen van bijvoorbeeld direct vastgoed, aldus Lute. ‘Het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) heeft in de strategische mix wel een kwart van de portefeuille als alternatief bestempeld. Bij Zorg en Welzijn (PFZW) is het 20 procent.’
Nederland wordt dan ook internationaal als vooruitstrevend gezien als het gaat over alternatieve beleggingen.