Het is een publiek geheim dat Bob Homan, die leiding geeft aan het Investment Office van ING, zijn hart sneller voelt kloppen voor individuele aandelen dan voor beleggingsfondsen. Verrassend is zijn paleisrevolutie dan ook niet, maar verreikend is die wel. Een analyse.
Afgelopen week praatte Homan de Fondsnieuws-redactie bij over de vergaande wijzigingen die ING in haar beleggingsproposities gaat doorvoeren: de beheerportefeuilles die nu nog volledig uit beleggingsfondsen bestaan, gaan op in wrapper-fondsen.Dat betekent dat 60 procent van de door ING geselecteerde fondsen uit de portefeuilles verdwijnen.
Hiertoe wordt het ING Select Fund opgericht, met 20 subfondsen voor de verschillende strategieën en risicoprofielen van klanten. De core van deze portefeuilles zal bestaan uit individuele aandelen en obligaties. In de satellite worden fondsen opgenomen, die de overige categorieën beslaan of waarmee bepaalde bets kunnen worden gespeeld. De selectie van deze fondsen blijft in handen van Altis.
Het Investment Office van ING kiest daarmee een andere benadering dan de andere grote private banks van Nederland die hem zijn voorgegaan: ABN Amro werkt met een grote, eigen afdeling waar managers worden geselecteerd voor eigen mandaatfondsen; Rabobank besteedt de selectie grotendeels uit aan BlackRock, terwijl Van Lanschot voor blend kiest - het combineert oplossingen van de eigen asset managementtak Kempen, die tegelijkertijd ook fondsen van derden selecteert. En dan is er nog InsingerGilissen, die - net als ING - ook met wrapper-fondsen werkt.
Sterk alternatief voor asset managers
De aanpak waarvoor ING kiest is mogelijk dankzij het feit dat het ING Investment Office een solide team heeft, waarin al langjarig wordt samengewerkt. Dankzij die continuïteit heeft het team van Bob Homan een sterk track record opgebouwd: de beheerportefeuilles zijn niet spectaculair of zeer onderscheidend samengesteld, maar bieden daarentegen wel een goede prijs/rendementsverhouding.
Zo is men bij ING al 11 jaar geleden begonnen met de ‘select’ portefeuilles met individuele aandelen en obligaties. Die waren beschikbaar voor beheerklanten vanaf 1 miljoen euro. Dankzij dat track record heeft Homan c.s. intern de handen op elkaar gekregen voor een grote roll-out.
Lang hadden individuele aandelen en obligaties in de Nederlandse vermogensbeheerwereld geen voorkeur, omdat het beeld bestond dat asset managers toch echt beter konden beleggen. Maar dat beeld is inmiddels dramatisch veranderd: beleggingsfondsen worden als duur bestempeld, in veel gevallen blijft men bij de zelfgekozen benchmark achter, veel - met name Angelsaksische - partijen hobbelen op het terrein van verduurzaming van hun portefeuilles achter de Nederlandse banken aan en dan zijn er nog de fondsstructuren die maken dat banken het gevoel hebben dat zij niet in de “driving seat” zitten.
Bob Homan somt de voordelen van ‘wrappers’ op: efficiëntere aansturing, betere toepassing van het eigen duurzaamheidsbeleid en aanzienlijk lagere totaalkosten, die voor een substantieel deel ook de klanten van de bank ten goede komen.
In navolging van de institutionele markt hebben de banken het initiatief teruggenomen. Daartoe zijn ze gedwongen door de wet- en regelgever die in 2013 het provisieverbod heeft opgelegd: geen kickback meer voor het op het schap nemen van beleggingsfondsen, waarmee partijen als het Amerikaanse Fidelity zich eind jaren negentig toegang verschaften tot het lucratieve assortiment van de grootbanken.
Nu is van die zogenoemde open architectuur nagenoeg niets meer over, hoewel de banken zelf zeggen dat van die inrichting nog wel degelijk sprake is - met dat verschil dat ze van asset managers alleen dát nog willen afnemen dat aantoonbaar beter is dan wat de eigen asset managementtak, het investment office of passieve (of individuele) oplossingen kunnen bieden.
Het onderschrijft de communis opinio die in de markt te horen valt: aanbieders van passieve producten zijn de winnaar van het sterk groeiende kostenbewustzijn, en actieve fondshuizen zullen alleen een marktpositie behouden als ze excellereren op deelterreinen - onmogelijk is dat niet, zoals een vorige week op Fondsnieuws gepubliceerd onderzoek van AF Advisors laat zien.
Einde van een verstandshuwelijk
Onder druk van de wet- en regelgever en van de lage risicovrije rendementen is het verstandshuwelijk tussen distributeurs en producenten, tussen banken en asset managers, uitgelopen op een scheiding. Onder sommige asset managers is daarover de rancune duidelijk voel- en hoorbaar. ‘Banken zijn concurrenten geworden’, viel in de markt te horen toen Rabobank BlackRock als zijn ‘platformpartner’ koos. ‘We trekken niet meer samen aan een touw, we trekken nu ieder aan het andere uiteinde van het touw’, zei een bron van een asset manager.
In de markt valt te horen dat er door aanbieders van beleggingsstrategieën en -oplossingen over een passend antwoord wordt nagedacht. Nu het verstandshuwelijk stuk is, zouden asset managers kunnen besluiten tot de lancering van alternatieve platforms voor die van de banken - rechtstreeks gericht op de retailmarkt.
Digitaal geschoolde generatie
De snelle technologische innovatie, in combinatie met de kritische opvatting van jongeren als Generatie-Z over bij voorbeeld de interfaces van de platforms van banken, biedt nieuwe aanbieders als fintechs, maar ook asset managers en boutiques kansen.
Maar vergist u zich niet: Nederland laat nagenoeg geen voorbeelden zien van werkelijk geslaagde initiatieven - denk aan Robeco One, FitVermogen, of eerder Fundix, Fundcoach en Pritl, geen van allen wist voldoende schaal te genereren. Maar wat niet is, kan nog komen. Zo heeft de Amerikaanse coöperatie Vanguard een dergelijk platform aangekondigd in Groot-Brittannië. De aanstormende generatie digitaal geschoolde jongeren is beslist in voor een nieuw begin.