i-TBwpNBv-XL.jpg

Wie vermogen wil opbouwen, kan bij de meeste banken terecht voor een modelportefeuille met beleggingsfondsen. De inrichting hiervan verschilt echter flink bij ABN Amro, ING, Van Lanschot en Rabobank. Zo blijkt uit onderzoek van Fondsnieuws.

Tot zo’n tien jaar geleden was het gebruikelijk dat individuele beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders zelf voor iedere klant apart een portefeuille samenstelden en waren zij vooral druk met beoordelen of een klant beter af was met het aandeel BP of Koninklijke Olie. Inmiddels - na de pijnlijke ervaring van de crash van 2008 - ligt de nadruk steeds meer op goed risicobeheer en het behalen van een goed genoeg rendement om de langetermijndoelstellingen van de klant voor vermogensopbouw te halen. 

Als gevolg hiervan wordt het beleggingsbeleid bij banken en vermogensbeheerders voor de meeste klanten - zeer vermogenden uitgezonderd - centraal vastgesteld en ingevuld. Dit gebeurt door de zogenoemde investment offices. Banken kennen daarvoor over het algemeen verschillende modelportefeuilles. Zo zijn er ‘gewone’ portefeuilles gevuld met beleggingsfondsen, maar daarnaast ook inkomenportefeuilles voor mensen die willen leven van de inkomsten uit hun beleggingen, duurzame portefeuilles, indexportefeuilles, die alleen goedkope passieve fondsen bevatten, en soms zijn er nog meer varianten. 

Al deze portefeuilles zijn er in verschillende risicoprofielen, meestal vijf en soms zes, oplopend van ‘zeer defensief’ voor klanten die weinig risico willen of kunnen nemen, naar ‘neutraal’ tot ‘zeer offensief’. Dat laatste profiel is voor klanten met een hoge risicotolerantie of een lange beleggingshorizon. En hoewel je er dan misschien als klant van uitgaat dat de standaard neutrale modelportefeuille gevuld met beleggingsfondsen bij de ene bank er wel ongeveer hetzelfde uit zal zien als die van de andere bank, blijkt dat in de praktijk toch niet het geval.

Maar waarin zitten die verschillen dan precies? Voor dit artikel is gekeken naar de verschillen tussen de meest gebruikte ‘gewone’ neutrale fondsenportefeuilles van ABN Amro, Van Lanschot, ING en Rabobank voor vermogensbeheerklanten met een belegd vermogen van circa 1,5 miljoen euro. 

Gebruikelijk is dat een neutrale beheerportefeuille voor pakweg de helft uit obligaties en de andere helft uit aandelen bestaat. Binnen aandelen wordt dan vaak gespreid over verschillende regio’s. Bekijk je de neutrale fondsenportefeuilles van de vier grootbanken dan vallen echter direct een paar grote verschillen op. 

Rabobank bijvoorbeeld heeft het aandelengedeelte van zijn veel gebruikte Beheerd Beleggen Actief-portefeuille in drieën gedeeld en belegt hierbinnen voor een derde in breed gespreide indextrackers, voor een derde in factorfondsen en voor een derde deel in zogenoemde satellieten. Die laatsten worden gebruikt om specifieke thema’s of regio’s extra aan te zetten. In 2017 waren dat  robotica, Japan en Frankrijk. 

Core-factor-satellite

Een core-satellite-benadering, waarbij een portefeuille een kern van passieve fondsen heeft en daarnaast een aantal uitgesproken fondsen die voor rendement moeten zorgen, komt veel voor. Maar een core-factor-satellite-benadering, zoals Rabobank die heeft, is vrij uniek.

De keuze hiervoor is het gevolg van de analyse dat actieve managers goede prestaties vaak danken aan een overweging van waardebeleggingen en smallcaps. Multi-factorfondsen zouden daarom een goedkoop alternatief kunnen zijn voor actieve fondsen, zo concludeerde chief investment officer Han Dieperink in 2015. Bijkomend voordeel is dat het risicobudget doordat er veel met passieve producten gewerkt wordt, behoorlijk wat ruimte overlaat om satellieten aan te zetten. 

ABN Amro spreidt de aandelenbeleggingen in zijn veel verkochte Multi-Manager-Mandaat ‘gewoon’ helemaal over regiofondsen, maar alloceert daarbinnen actief naar fondsen met verschillende beleggingsstijlen, zoals waarde en groei. 


ING daarentegen spreidt niet alleen over verschillende regio’s, maar zet in zijn Actueel-portefeuille daarnaast ook specifieke sectoren meer of minder aan. Wat daarnaast opvalt is dat de neutrale portefeuille van ING een kleiner percentage aandelen bevat dan de portefeuilles van de andere banken. Bovendien beleggen ING, Rabobank en Van Lanschot meer in wereldwijde aandelen en ABN Amro standaard meer in Europese.

Allocatiefonds

Onderscheidend aan de portefeuilles van Van Lanschot is dat daar een specifiek allocatiefonds gebruikt wordt om bepaalde regio’s binnen aandelen of bepaalde typen obligaties tijdelijk meer of minder aan te zetten. Zo kunnen er tactische wijzigingen worden doorgevoerd, zonder dat er fondsen bij- of verkocht hoeven te worden.

Alle banken werken per beleggingsprofiel met een standaard beleggingsmix. Dit is als het ware de ‘normale’ assetallocatie van die portefeuille oftewel de uitgangspositie. Dit wordt de strategische assetallocatie genoemd. Hiervan wordt in de praktijk echter op basis van de actualiteit bijna altijd een beetje afgeweken. Deze positionering wordt de tactische assetallocatie genoemd. 

Om efficiënt van de standaard-allocatie af te wijken, gebruikt Van Lanschot een speciaal eigen beleggingsfonds. ING daarentegen gebruikt hiervoor ETF’s. Standaard is bij ING 5 procent van de portefeuille belegd in aandelen-ETF’s en 5 procent in obligatie-ETF’s. ‘Doordat dit zeer liquide producten zijn, stelt ons dat in staat snel de aandelen-ETF’s te verkopen en obligatie-ETF’s bij te kopen, of omgekeerd, als wij aandelen dan wel obligaties willen overwegen’, aldus Bob Homan, hoofd van het ING Investment Office, eerder tegen Fondsnieuws.

Alle vier de banken geven aan hun beleggingsbeslissingen te baseren op fundamentele gronden. Dit wil zeggen dat ze de aantrekkelijkheid van bepaalde beleggingen of regio’s beoordelen in relatie tot andere beleggingsmogelijkheden door middel van een analyse van de ontwikkelingen in die regio of sector. 

ABN Amro maakt daarnaast gebruik van kwantitatieve technieken, zoals technische analyses. Dit is een techniek waarbij grafieken met historische koersgegevens gebruikt worden om het toekomstige koersverloop te voorspellen. Ook ING maakt hiervan gebruik. Rabobank en Van Lanschot nadrukkelijk niet. 

Alle vier de banken geven daarnaast aan in enige vorm duurzaamheidsaspecten mee te wegen bij het maken van hun beleggingsbeslissingen. Ze beleggen geen van allen in controversiële wapens. ABN Amro ook niet in tabaksproducten. ING, Rabobank en Van Lanschot hebben zich daarnaast  onder meer geconformeerd aan de zogenoemde principes voor verantwoord beleggen van de Verenigde Naties.

Specifiek aan het beleggingsbeleid van Rabobank is verder dat de bank de kosten bij het selecteren van beleggingsfondsen zwaarder meeweegt dan andere. ‘In het belang van onze klanten zetten wij veel goedkope index-beleggingsproducten in’, schrijft de bank in een folder voor klanten. 

ING, Van Lanschot en ABN Amro beleggen in de hier vergeleken portefeuilles voor klanten overwegend in actieve fondsen, al zitten er wel ook een aantal passieve fondsen in de portefeuilles.


Een ander verschil tussen de portefeuilles hangt ervan af of er wel of niet met eigen fondsen gewerkt wordt. Sinds Rabobank assetmanagement-dochter Robeco in 2013 verkocht heeft, heeft de bank geen eigen assetmanager meer. Er worden sindsdien alleen nog maar fondsen van derden gebruikt. ‘Dat maakt het leven een stuk eenvoudiger’, zei hoofd beleggingscompetence van Rabobank Bert van den Broek eerder. Werken met huisfondsen roept namelijk altijd de vraag op of een fonds geselecteerd is in het belang van de klant of omdat de bank eraan verdient.

Ook ING heeft sinds de splitsing in een bank en een verzekeraar in 2014 geen eigen beleggingsfondsen meer. ING IM, tegenwoordig NN IP, ging met de verzekeraar mee. Voor de selectie van fondsen wordt echter nog wel gebruikgemaakt van de expertise van de Zwitserse fondsselecteur Altis, een onderdeel van NN IP. Hoewel Altis onafhankelijk opereert wordt de fondsselecteur niet gebruikt voor de beoordeling van fondsen van NN IP. Die worden door de bank zelf beoordeeld. 

Van Lanschot heeft wel nog een assetmanagement-dochter: Kempen Capital Management. Kempen-fondsen worden binnen de beheerportefeuilles van Van Lanschot gebruikt, naast fondsen van andere aanbieders. Er wordt door de bank geen formeel maximum gehanteerd voor gebruik van eigen fondsen. ‘Maar’, legt vermogensbeheerder Maarten Kneepkens van Van Lanschot uit,

‘Kempen is gespecialiseerd in enkele niches zoals smallcaps, onroerend goed, vastrentend en funds-of-hedge funds. Dat zijn meestal niet de grootste assetclasses in een portefeuille. Dat geeft een natuurlijke grens aan de maximale weging, en het maakt dat het aandeel in een portefeuille afhankelijk is van het tactische allocatiebeleid op enig moment.’ In de praktijk zijn Kempen-fondsen volgens Kneepkens de afgelopen tien jaar goed geweest voor zo’n 20 tot 30 procent van een portefeuille.

ABN Amro maakt wel gebruik van eigen fondsen, zij het dat dit huisfondsen zijn gevuld met beleggingsstrategieën van andere. De ‘open architecture’ blijft zo dus wel overeind. ‘Het voordeel van deze constructie is dat dit de mogelijkheid biedt om in strategieën te beleggen die niet in fondsvorm in Nederland worden aangeboden’, vertelde Martin Stolker van AA Advisors eerder. Hij adviseert ABN Amro over de samenstelling van de modelportefeuilles.

Doordat een mandaat geen gestandaardiseerd fonds is, maar een afspraak tussen twee partijen is er bovendien ruimte voor maatwerk. Stolker: ‘Daarnaast zorgt de constructie voor beter risicomanagement, omdat dagelijks volledig inzicht in alle onderliggende beleggingen mogelijk is. Bij fondsen van derden is dit inzicht er hoogstens op maandbasis en dan meestal ook nog met een vertraging van enkele weken.’

In de markt werd de grootschalige overgang op het werken met mandaten van andere verpakt in eigen fondsen in 2015 echter wel gezien als een middel om toch nog iets te kunnen verdienen op fondsen, nadat het provisieverbod een einde had gemaakt aan de praktijk van distributievergoedingen.

Hoe dan ook, ondanks de bandbreedtes waarbinnen een neutrale portefeuille zich beweegt, zijn de verschillen tussen de banken toch groot. Tegelijkertijd ontliep het rendement van de hier vergeleken neutrale beheerportefeuilles van ING, ABN Amro en Van Lanschot elkaar in 2017 na alleen fondskosten niet zoveel. Voor kosten van de banken behaalden zij zo’n 7 procent rendement en na aftrek van de kosten van de bank was dit tussen 5,7 en 6,1 procent. Rabobank kwam na alle kosten uit op 7,0 procent. 

Verantwoording

Fondsnieuws heeft geprobeerd vergelijkbare portefeuilles naast elkaar te zetten. Bij alle vier de banken is gekeken naar een veelgebruikte neutrale beheerportefeuille gevuld met actieve beleggingsfondsen van een klant met een belegd vermogen dat eind 2017 circa 1,5 miljoen euro bedroeg. Verschillen blijven echter aanwezig. 

Wilt u meer weten over wat precies tot het rendement van de verschillende portefeuilles geleid heeft in 2017? Kijk dan op fondsnieuws.nl/modelportefeuilles.

Dit artikel is gepubliceerd in het Fondsnieuws-magazine dat vandaag is verschenen.

Author(s)
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No