Impactbeleggers mikken op meetbare impact. Hoe gaat dat meten in zijn werk? Definities, attributie en datakwaliteit zijn enkele van de obstakels. Op een recente conferentie in Amsterdam kwamen de blinde vlekken van impactbeleggen allemaal voorbij.
Nog meer dan bij “gewone” duurzame beleggingen, is het meten van de impact van beleggingen niet eenvoudig. Want impact is afhankelijk van de context en de stakeholders en wat als zodanig wordt beschouwd kan dus variëren van organisatie tot organisatie. Ook de horizon doet ertoe: impact is vaak pas op lange termijn merkbaar, terwijl investeerders soms snel resultaten willen zien. Soms zijn er watervaleffecten, waardoor het moeilijk kan zijn complexe ketens van gebeurtenissen en hun impact te meten. Een andere uitdaging is attributie. In hoeverre is impact het gevolg van een specifieke investering? En niet van een of meer andere, tegelijkertijd optredende factoren?
Dan de datakwaliteit: het verzamelen van betrouwbare en consistente gegevens kan lastig zijn, vooral in opkomende markten en bij kleine ondernemingen. En impact meten is soms kostbaar, vooral voor kleine investeringen. Het gevolg: hogere operationele kosten voor beleggingsfondsen en organisaties. Daarbij is er nog geen uniforme set normen en standaarden en dat kan leiden tot verwarring en onzekerheid bij investeerders en stakeholders. Ten slotte is er het risico van greenwashing: investeerders of bedrijven die positieve impact claimen zonder daadwerkelijke resultaten te leveren.
Bezwaren overwinnen
Om deze bezwaren te overwinnen, wordt er door impactbeleggers en organisaties druk gewerkt aan meetmethoden, standaarden en rapportagepraktijken. In Amsterdam werd dit najaar tijdens de Morningstar/Sustainalytics Sustainable Investment Summit flink gedebatteerd over impact investing. Algemene conclusie was vooral dat beleggen in impact complex is, wat weinig goeds voorspelt voor het betrekken van particuliere beleggers en de deelnemers van pensioenfondsen.
Catalina Secreteanu, Global Head of Climate Relations bij Morningstar, stelde dat complexiteit het lastig maakt om de bewustwording rond impact investing te vergroten. Tegelijk is ze positief: ‘Impact is een lens die voor de meeste beleggers een duidelijker beeld oplevert dan ESG-taal. Maar inderdaad, de meetbaarheid is vaak moeilijk, aangezien de meeste bedrijven net zijn begonnen met rapportages op dit gebied.’ Dat niet alle aanwezigen er zo over dachten, bleek toen Daan Spaargaren van pensioenfonds PME bij een van de panels het wachten op meetbaarheid en meer data distract washing noemde.
Thomas Kuh, hoofd ESG Strategy bij Morningstar/Sustainalytics stelt: ‘Impact investing begon klein, in private markets, met projectfinanciering. Maar impact meten op een schaal die geschikt is voor de publieke aandelenmarkt, is een hele andere uitdaging.’ Secreteanu: ‘Sommige impactbedrijven bieden hele concrete oplossingen voor een specifiek probleem, denk aan de medische sector. Dan heb je het over ‘pure play’, waarbij het product en de impactdoelstelling gelijk opgaan, wat het meten van impact makkelijker maakt. Bij andere bedrijven is het minder duidelijk.’ Kuh signaleert zeker een behoefte aan een benchmark op het gebied van impact investing en biodiversiteit, maar zegt ook dat zijn bedrijf de code daarvoor nog niet heeft gekraakt. ‘Maar de technologie (lees: AI, red.) gaat op korte termijn zeker helpen om sneller meer complete data te krijgen en die beter te analyseren.’
Hoezo complex?
Aan complexiteit heeft Michel Scholte, een van de oprichters van het Impact Institute, desgevraagd weinig boodschap. ‘Kinderen van 7 kennen alle Pokémons, maar impact met een aantal categorieën is kennelijk complex. Dat zegt eigenlijk dat het vanuit een bepaald belang niet urgent is om daar fijnmaziger over te denken. Heb je een bestuurlijke of een toezichthoudende functie, dan vind ik het erg als je impact investing complex vindt. Eigenlijk ligt er in de sector een gigantisch opleidingsvraagstuk ’, concludeert hij.
Scholte strijdt daarom tegen impact analfabetisme. ‘Wij helpen om grip te krijgen op impact, met de data, met de juiste software. Wij streven naar één soort taal en die is gelukkig wel consistent met wat CSRD nu doet. Wij kijken niet alleen naar de risico’s, zoals bij ESG-beleggen, maar ook naar maatschappelijke effecten, ofwel dubbele materialiteit. En dan los van de intentie van een bedrijf, ten opzichte van een referentiescenario. Dat laatste is belangrijk, om te kijken of je wel echt een verschil maakt.’
Scholtes grootste bezwaar bij het meten en de verslaglegging rond impact is dat de materialiteitsanalyse niet goed is gedefinieerd. Dus welke zaken zijn echt cruciaal om over te rapporteren en transparant over te zijn? Daar verschillen de meningen te veel over. ‘Er wordt vanuit gegaan dat de grote vier accountantsfirma’s straks de impact-kar gaan trekken. Maar dat is een groot probleem qua informatie-integriteit. Er is een strikte scheiding nodig tussen het implementeren en het achteraf controleren van informatie: je laat niet de slager zelf het vlees keuren. Ik ben echt verbijsterd dat juist de financiële sector, die zo prat gaat op procedures, hier zo’n blinde vlek lijkt te hebben.’ Accountants hebben dus wellicht de juiste ervaring om een raamwerk op te stellen en de impactrapportages te controleren, maar het lijkt onwenselijk dat tegelijk anderen in hun firma een hoofdrol spelen bij het maken van de keuzes waarover gerapporteerd gaat worden.
Impact in de praktijk
Ondertussen wordt er, ondanks beperkingen en bezwaren, enthousiast belegd in impactfondsen. Hoe gaat dat in de praktijk? Gerard Roelofs is een ervaren fiduciair manager en een van de oprichters van Impact Orange Partners dat institutionele beleggers helpt om impact investing te implementeren. Belangrijk daarbij is om de theory of change helder te hebben. Roelofs: ‘Vervolgens kijk je welke thema’s je kiest, dat kan zorg zijn, biodiversiteit of regeneratieve landbouw, et cetera. Vanuit die thema’s alloceer je middelen die daadwerkelijk het gekozen maatschappelijk probleem helpen oplossen, binnen een bepaalde hoeveel tijd. Dan volgen de kpi’s. Die kun je zelf opstellen, maar er zijn ook bruikbare bestaande raamwerken.’ Roelofs erkent dat impact investing een industrie in wording is. ‘Je hebt per impactthema ook te maken met andere dataproviders. Als het om landbouw gaat kunnen dat bijvoorbeeld wetenschappers uit Wageningen zijn.’
Voor institutionele beleggers ziet Roelofs impact investing als een manier om hun gezicht te laten zien en een nalatenschap te creëren. ‘Maatschappelijk rendement is net zo belangrijk als financieel rendement. Dat besef begint steeds meer door te dringen. En vergeet niet dat impact investing geen charitas is, een belegging moet altijd een levensvatbaar businessmodel hebben.’ Het liefst zou Roelofs zien dat impact een integraal deel uitmaakt van institutionele portefeuilles. ‘Een derde dimensie naast risico en rendement, dat zou het mooiste zijn. Noem het 3D-beleggen.’
Geen nutteloze rapportage
In veel gevallen wordt meer openheid en transparantie gezien als dé oplossing. Toch verwacht Scholte hier niet in alle gevallen heil van: ‘Je loopt het risico op gereguleerde greenwashing, dus dat er vanuit de regels allemaal informatie wordt opgevraagd die er eigenlijk niet toe doet. Dan spendeer je sloten geld aan nutteloze rapportage.’ Hij pleit vooral voor een meer openbare werkwijze van accountants. En er is wat hem betreft ook een positieve noot: ‘Er is enorm veel veranderd de afgelopen jaren, in positieve zin. Met name op het thema klimaat en ook wel in biodiversiteit en mensenrechten. We zien dat de fiduciary duty vooral in Europa serieus genomen wordt. Tegelijk heeft de Amerikaanse SEC recent ESG uit hun prioriteitenlijst gehad. Daar moeten we ons wel zorgen over maken.’
Volgens een rapport van de Netherlands Advisory Board on Impact Investing, opgesteld in 2022 samen met KPMG, is bijna de helft (47 procent) van de Nederlandse impactbeleggingen geïnvesteerd in private debt, 22 procent in obligaties, 18 procent in private equity en 7 procent in beursgenoteerde beleggingen.