Sinds de coronacrisis hebben big tech bedrijven de operationele winstmarge zien stijgen van 24 procent naar 29 procent. De rest van de bedrijven zag in diezelfde periode de operationele winstmarge dalen met 2 procentpunt.
Dergelijke hoge marges zouden toch moeten zorgen voor meer concurrentie, maar het tegendeel is waar. Bij het toepassen van kunstmatige intelligentie is voor het eerst meer altijd beter. Meer cloud, meer data, meer chips, het zorgt uiteindelijk voor een nog betere uitkomst. Dat zorgt voor een verdere groei van de winnaars, waardoor de concurrentie het ondanks de hoge marges steeds moeilijker krijgt.
Dit proces is niet begonnen met de komst van kunstmatige intelligentie. Veel bedrijven in de Verenigde Staten en West-Europa zijn afgelopen jaren zogenaamde platformbedrijven geworden. Dat betekent dat ze alle kapitaalintensieve activiteiten met lage marges hebben uitbesteed naar Azië. Daar staan tegenwoordig de fabrieken van de wereld. De activiteiten hier blijven beperkt tot de productontwikkeling, marketing en verkoop. Voor dat laatste zijn geen dure machines of materialen nodig. Het zijn feitelijk niet meer dan ideeën, louter kennis.
Het grote voordeel van kennis is dat het niets extra kost om hetzelfde idee nog een keer te verkopen. De marginale kosten zijn nul. Dit zorgt ervoor dat bedrijven snel kunnen groeien, zonder extra kapitaal op te halen. Internationale groei is mogelijk gemaakt door de vele handelsverdragen en de kracht van het internet.
Deze beweging is slecht nieuws voor de concurrentie, omdat het zorgt voor het fenomeen van winner takes all. Als een bedrijf dankzij nieuwe kennis een voorsprong krijgt op de concurrentie is er dus niet sprake van een nieuw evenwicht, maar ontstaat er juist een instabiliteit die uiteindelijk alle concurrenten doet verdwijnen.
Vaak wordt deze bedrijven dan verweten dat ze streven naar een oligopolie of een monopolie, maar in de praktijk kunnen deze bedrijven er verrassend weinig aan doen. Neem het besturingssysteem voor computers. In de jaren tachtig concurreerden DOS, Apple Macintosh en CP/M met elkaar. CP/M was het eerste systeem, daarna de Mac. Microsoft sloot een deal met IBM en door de groei van IBM pc’s en DOS werd dit het dominante systeem. De rest is geschiedenis.
Dat hoeft dus niet altijd het beste systeem te zijn. Dat heeft Philips met Video2000 ook gemerkt. Op een gegeven moment zijn er zoveel gebruikers dat de kosten over al die gebruikers kunnen worden omgeslagen, waarna hogere marges zorgen voor meer inkomsten. Die inkomsten kunnen dan gebruikt worden om de markt af te schermen, bijvoorbeeld door overgang van het ene systeem naar het andere zo moeilijk mogelijk te maken. Deze netwerkeffecten worden versterkt door de komst van het internet.
Dit proces is dus al enige tijd gaande, maar zal worden versneld door het gebruik van kunstmatige intelligentie. Het betekent dat er in iedere bedrijfstak uiteindelijk maar één winnaar overblijft en als die winnaars dan willen blijven groeien, moeten ze ook naar andere bedrijfstakken gaan kijken. Nog even en de beleggingsportefeuille wordt voor beleggers een overzichtelijk geheel. Enkele big tech bedrijven die feitelijk de hele markt afdekken.
ASML is het voorbeeld van winner takes all. Deze joint venture tussen Philips en ASMI (tegenwoordig ASM) ontstond begin jaren tachtig. Toen was ASML de kleinste van in totaal negen lithografie-machineproducenten en dankzij de EUV-technologie heeft het nu een marktaandeel van meer dan 90 procent. Bovendien is het bedrijf een system integrator en maakt het verrassend weinig zelf. Wat telt is de kennis. Die kennis zorgt voor de hoge marges en de marginale kosten om die kennis nog een keer te verkopen zijn effectief nul.
Voor beleggers is het winner-takes-all principe een interessant fenomeen. Nog meer dan ooit is het belangrijk om deze winnaars in een vroeg stadium te onderkennen. Ze moeten dus zoeken naar bedrijven die effectief kennis verkopen en door ontwikkelen. Dat kan best betekenen dat dit verborgen zit in een fysiek product, maar dat is slechts de schil. Wie een iPhone koopt, koopt meer dan een mobiele telefoon. Het gaat om de kennis in die mobiele telefoon, waardoor het ook moeilijk is om over te stappen op een ander systeem. Voeg daarbij traditionele schaalvoordelen, netwerkeffecten en snellere leercurves en het wordt moeilijk om met zo’n bedrijf te concurreren.
Maar moeilijk betekent niet onmogelijk. Zeker op het gebied van technologie zijn er voldoende voorbeelden van bedrijven die eerst een leidende positie hadden, maar daarna in relatief korte tijd zijn verdwenen. Dus ook kennis alleen, eventueel vastgelegd in patenten, is niet voldoende. Het gaat er om wat bedrijven met die kennis doen.
Het voordeel is dat we in de laatste fase van de vierde industriële revolutie zitten, een periode die we gerust mogen vergelijken met de Cambrische explosie. Tijdens dit tijdperk in het Cambrium was er sprake van een abrupte verschijning van een grote verscheidenheid aan organismen. Dat werd mogelijk gemaakt door “technologische” ontwikkelingen, zoals een skelet, poten en ogen. Bovendien werd de omgeving meer divers, waardoor dieren zich moesten aanpassen. Die noodzaak om aan te passen werd versneld door het ontstaan van begrippen als jager en prooi. Verder was er meer zuurstof, een ideale omgeving voor verdere ontwikkeling, en kalk waarmee dieren zich konden beschermen in de vorm van pantsers en stekels.
De kracht zit in de combinatie van verschillende technologieën, de combinatie van verschillende ideeën. Bedrijven die sterk zijn in het combineren van die ideeën hebben de grootste kans om tot de winnaars van de toekomst te behoren. Meer, als dan niet kunstmatig, intelligente ideeën zorgen dan voor een hogere opbrengst.
Han Dieperink is chief investment strategist bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co.