Het Europese Hof van Justitie heeft Nederland veroordeeld omdat het buitenlandse verzekeraars anders behandelt dan binnenlandse bij het belasten van dividenden.
Volgens het arrest van 7 november 2024 is deze ongelijke fiscale behandeling in strijd met het vrije kapitaalverkeer binnen de EU. Dat biedt een bijkomende opportuniteit tot terugvordering van lokaal ingehouden bronheffing op Nederlandse en/of Belgische aandelen.
Wat was het probleem?
Het gaat om in het Verenigd Koninkrijk geregistreerde verzekeringsmaatschappij die met haar cliënten overeenkomsten heeft die als unit-linked polissen kwalificeren. Dit zijn levensverzekeringen waarvan de premie omgezet word in eenheden (“units”) of fracties van een of meerdere fondsen die de verzekeringsmaatschappij aanbiedt. Het rendement van dat fonds bepaalt het rendement van het contract. Er is dus geen technische rentevoet of winstdeelname. Deze worden onder Belgisch recht “Tak 23 verzekeringen” genoemd.
Nederland heft een bronbelasting van 15 procent op Nederlandse dividenden die aan buitenlandse verzekeraars worden uitgekeerd, zonder mogelijkheid tot terugbetaling. Binnenlandse verzekeraars hoeven deze belasting niet te dragen, omdat deze verrekend wordt met de vennootschapsbelasting of teruggevorderd kan worden.
Dit leidt tot een bevoordeling van binnenlandse verzekeraars omdat zij uiteindelijk alleen maar belasting betalen over het netto-inkomen uit hun beleggingen, na aftrek van bepaalde kosten. Doorgaans betalen Nederlandse verzekeringsmaatschappijen zelfs geen vennootschapsbelasting daarop.
Nederlandse dividenden die door niet-ingezeten verzekeringsmaatschappijen worden ontvangen worden daarentegen over het algemeen belast tegen 15 procent van het brutobedrag.
Belangrijke conclusies van het Europese Hof
- Vergelijkbare situatie: Het Hof stelt dat buitenlandse verzekeraars die dividenden ontvangen vergelijkbaar zijn met Nederlandse verzekeraars, omdat hun activiteiten en de impact van dividenden op hun verplichtingen gelijkwaardig zijn.
- Rechtvaardigingen afgewezen: Nederland voerde aan dat de ongelijke behandeling nodig was voor de samenhang van het belastingstelsel, maar het Hof vond deze argumenten onvoldoende. Buitenlandse verzekeraars worden onterecht benadeeld.
Gevolgen
- Het Nederlandse hof (’s-Hertogenbosch) dat de prejudiciële vraag gesteld heeft aan het Europese Hof moet nu een besluit nemen in de pilotzaak van de Britse unit-linked verzekeraar, met inachtneming van het voorlopige Europese oordeel. Deze beslissing zal verdere richtlijnen bieden voor andere lopende zaken bij de Nederlandse belastingdienst en rechtbanken.
- Voor Belgische en buitenlandse verzekeraars met Nederlandse beleggingen: Belgische en buitenlandse verzekeraars kunnen op basis van dit arrest van het HvJ-EU belastingclaims indienen bij de Nederlandse fiscus om de betaalde Nederlandse bronbelasting terug te vorderen. Men dient wel te waken over de verjaringstermijn daarvoor volgens Nederlands recht.
- Voor buitenlandse verzekeraars met Belgische beleggingen: Een vergelijkbare situatie bestaat in België. Op basis van dit arrest is het verdedigbaar dat buitenlandse verzekeraars de Belgische RV op Belgische dividenden kunnen terugvragen. De teruggaaf kan ook slaan op het saldo van Belgische RV dat overblijft na toepassing van de verminderde voorheffing van 15 procent op basis van het dubbelbelastingverdrag.
Snel aanvragen
Er is een snelle beslissing nodig voor de vraag tot teruggave van Belgische roerende voorheffing betaald in 2020. Buitenlandse verzekeraars die dividenden hebben ontvangen uit Belgische aandelen kunnen een terugbetaling eisen, mits ze dit op tijd doen. De verjaringstermijn treedt namelijk in vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de roerende voorheffing betaald werd.
Voor Belgische dividenden waarop de Belgische roerende voorheffing in 2020 betaald werd, verjaart de terugvorderingstermijn van vijf jaar bijgevolg op het einde van dit jaar. De komende weken ageren is dus de boodschap.
En buiten Europa?
Geldt dit arrest enkel voor belastingplichtigen van binnen de Europese Economische Ruimte of ook voor die van daarbuiten? Dit arrest benadrukt dat EU-lidstaten gelijke fiscale behandeling moeten bieden aan binnenlandse en buitenlandse bedrijven om het vrij verkeer van kapitaal te waarborgen.
Het principe van vrij verkeer van kapitaal is ruimer dan de andere vrijheden binnen de Europese Unie (zoals vrij verkeer van goederen, diensten en personen) en is niet beperkt tot lidstaten van de EU en de Europese Economische Ruimte (EER). Het vrij verkeer van kapitaal geldt namelijk ook in relatie tot derde landen, zoals bijvoorbeeld Zwitserland en de Verenigde Staten. Dit onderscheidt het vrij verkeer van kapitaal van de andere vrijheden, die doorgaans alleen van toepassing zijn binnen de EU/EER.
Voor belastingplichtigen buiten de EER wordt wel verwacht dat zij dan aantonen dat deze ongelijke behandeling een ongerechtvaardigde beperking vormt. De uitkomst kan dus verschillend zijn naargelang de specifieke status van het derde land.
Kortom, hoewel het vrij verkeer van kapitaal ook van toepassing is op belastingplichtigen uit derde landen buiten de EER, kan de feitelijke bescherming minder sterk zijn dan die voor EU/EER-burgers, afhankelijk van de omstandigheden en de rechtvaardigingen die worden aangevoerd.
Dirk Coveliers is advocaat-vennoot bij het kantoor LLJ (Lallemand, Legros & Joyn), lid van het panel van experts van Investment Officer. Hij is eveneens hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Beleggingsfiscaliteit. Dit is een algemene toelichting en geen advies voor een specifieke situatie.