Een econometrisch model dat een verband legt tussen de geldhoeveelheid en de hoogte van aandelenkoersen voorspelt een koersexplosie voor Europese aandelenmarkten. Dat stelt Richard Abma, managing partner bij OHV Vermogensbeheer.
In een wetenschappelijk artikel van Biniv Maskay en Margaret Chapman wordt voor het eerst het verband onderzocht tussen de geldhoeveelheid in een economie en de hoogte van aandelenmarkten in deze economie.
Er zijn echter verschillende stromingen in de economie die hier tegenstrijdige conclusies aan verbinden. Keynesiaanse economen beweren dat een toename van de geldhoeveelheid juist negatief werkt op de koersen van aandelen terwijl reële economen het tegenovergestelde beweren. Ook maakt men onderscheid tussen verwachte en onverwachte toe- of afnames van de geldhoeveelheid en het gevolg hiervan voor aandelenmarkten.
‘Als macro-econoom zit ik in het kamp van de reële economen. Ik denk dat een ruimere geldhoeveelheid op den duur zorgt voor hogere aandelenmarkten doordat er meer geld in het systeem aanwezig is en dit ervoor zorgt dat de prijzen van diverse beleggingscategorieën omhoog gaan’, zegt Abma (foto). ‘Geld wordt immers relatief minder waard doordat er meer van in het systeem aanwezig is.’
S&P 500
In het eerder genoemde artikel dat in 2006 is gepubliceerd, wordt dit fenomeen onderzocht voor de Amerikaanse markt. De conclusie was destijds dat een ruimere geldhoeveelheid een positief effect heeft op de Amerikaanse S&P 500. Per saldo kwam het erop neer dat voor iedere 50 miljard dollar geldgroei een stijging van de S&P 500 van 1,6 procent verwacht kon worden.
Met het oog op de actualiteit in Europa, waarbij de ECB redelijk agressief de geldhoeveelheid aan het verruimen is, was het volgens de econoom de hoogste tijd om de relatie tussen de geldhoeveelheid en de aandelenkoersen in Europa te toetsen en het eerder genoemde onderzoek na te bootsen voor de Europese markt. ‘Hierbij toets ik tevens in hoeverre de toename van de S&P 500 statistisch verklaard kan worden uit de toename van de geldhoeveelheid in Amerika, mede ingegeven door QE1, QE2 en QE3 (onder leiding van Bernanke) voor de periode 2006 tot heden. Immers, sinds de publicatie van het genoemde artikel in 2006 zijn de geldpersen in de VS behoorlijk aangezet.’
De door Abma uitgevoerde regressie voor de VS tot op heden toonde nog altijd een sterke relatie tussen de ruime geldhoeveelheid en de beweging van de aandelenmarkten hierop. Sinds 2006 groeide de totale geldhoeveelheid in de VS met meer dan 80 procent. De Amerikaanse S&P 500 is sindsdien met 60 procent gestegen.
‘Modelmatig is de richting van de groei tussen de geldhoeveelheid en de S&P 500 wel gelijk geweest maar had de stijging van de S&P 500 veel groter moeten zijn. De toegevoegde waarde gemeten in procenten stijging van de S&P 500 van steeds meer geld aan het systeem toe te voegen lijkt dan ook minder te worden dan in het verleden naarmate de geldhoeveelheid sneller toeneemt. Er is steeds meer geld nodig om een beweging te veroorzaken op de markten. Dat is ook de conclusie als we nu de regressie opnieuw voeren. Er is inmiddels, bij de huidige stand van de geldhoeveelheid ruim 50 miljard dollar nodig om 0,75 procent beweging te veroorzaken in dezelfde S&P 500. De invloed is daarbij statistisch significant met een hoge betrouwbaarheid van het gehanteerde model.’
Figuur: Stoxx Europe 600 door monetaire verruiming naar nieuwe highs in 2017
Bron: Bloomberg
Om de invloed van de groeiende geldhoeveelheid in Europa te toetsen past Abma hetzelfde econometrische model voor Europa toe. ‘De ECB is pas vorig jaar gestart met monetair verruimen en zal nog 800 miljard euro gaan uitbreiden qua geldhoeveelheid tot in 2017. Ook hier zien we een statistisch significante uitkomst uit met een hoge mate van betrouwbaarheid. Voor iedere 50 miljard euro ruimere geldhoeveelheid is een stijging te verwachten van ruim 2 procent van de Europese aandelenmarkten.’
Dit betekent dat het model een koersstijging van de aandelenmarkten van ruim 30 procent verwacht. ‘Een mooi stukje voorkennis’, aldus de econoom. ‘Aandelenmarkttechnisch zou dit betekenen dat we, zoals in het plaatje te zien is, naar nieuwe hoogtepunten gaan met de Europese Stoxx 600 waar de regressie op is uitgevoerd.’ De regressies zijn overigens gevalideerd door de econometristen van Triple A – Risk Finance.
Exogene factoren
Abma benadrukt dat het model geen rekening houdt met exogene factoren, zoals oorlogen, groeivertraging in overige regio’s (zoals China) et cetera. ‘Maar afgezien van deze exogene factoren welke helaas niet te beïnvloeden zijn, zou de toename van de geldhoeveelheid volgens het door ons toegepaste en wetenschappelijk bewezen econometrische model tot een aanzienlijke koersexplosie kunnen leiden.’