Hans Dieperink
15.2.jpg

Maar liefst 85 procent van alle economen voorspelde een recessie in 2023. Een recessie die er niet kwam, maar waar werkgevers zich wel op hadden voorbereid.

Op basis van de consensus onder economen hadden veel werkgevers alvast op de kosten bespaard en er werden zelfs mensen ontslagen, voorbereidend op de meest voorspelde recessie die er nooit kwam. Al die economen hebben toegang tot informatie die niet gemakkelijk beschikbaar is voor het grote publiek. Vaak zijn ze zeer ervaren in het verwerken van gegevens en statistieken. Bovendien vergaderen ze graag en zitten in tal van adviescommissies en comités. Toch hebben ze het vaak mis. 

Het feit dat ze een recessie niet goed kunnen voorspellen, is inmiddels een klassieker, maar ook ten aanzien van het voorspellen van inflatie zitten ze er vaak volkomen naast. Ze hebben zelfs vorig jaar een bankencrisis veroorzaakt omdat veel regionale banken geloofden dat de rente langer laag zou blijven. Banken die dat geloofden, kochten langlopende staatsobligaties gefinancierd met kortlopende deposito’s. Toen de rente snel steeg op die deposito’s daalde de waarde van de langlopende obligaties en was in korte tijd het eigen vermogen van de bank verdwenen.

Zouden economen enig idee hebben gehad dat Amerikaanse consumenten, ondanks oorlogen, volatiele prijzen, historisch lage betaalbaarheid van huizen, onzekere markten en lonen die achterblijven bij de inflatie, nog steeds historisch hoge bedragen zouden blijven uitgeven?  Een zachte landing die daarvan het gevolg was, was voor veel economen een ondenkbaar scenario. Wellicht dat ze dachten dat papier geduldig is, maar in de economie gaat het wel om echt geld. Telkens blijkt weer dat ze er niet goed over hebben nagedacht. Dat is ongeveer de eerste les voor beleggers, ervoor zorgen dat je er goed over nadenkt. Financiële markten zijn immers onverbiddelijk. Sommige economen mogen toch nog een centrale bank adviseren of zelfs leiden en stapelen dan fout op fout, zelfs tot aan het moment dat er getwijfeld wordt aan hun geloofwaardigheid. Al deze fouten gaan ten koste van de economie en raken zelfs de beurs.

Dankzij die hardnekkige fouten zijn economen vaak zeer prettige contra-indicatoren. Zo was er in de jaren negentig een econoom bij een onafhankelijk onderzoeksbureau van een bank (inderdaad een contradictio in terminis) die meerdere keren achter elkaar de top en de bodem van de markt op een dag fout (en daarmee goed) getimed had. Op de bodem van de markt moest iedereen uit de aandelen en werden langlopende obligaties geadviseerd. Een jaar later was er vooral geld verloren op die obligaties en werd geadviseerd om op de top maar weer in te stappen, waarna uiteraard een correctie volgde.

Als er een recessie wordt voorspeld, dan komt die er niet. Ook dat is nuttige informatie. Door de blamage van 2023 zijn economen voor dit jaar opeens voorzichtiger met hun voorspellingen. Ze proberen zich in te dekken door beide kanten op te denken. De eerste helft van het jaar is uitdagend met wellicht een milde recessie. In de tweede helft is er sprake van economische expansie, lagere inflatie en uiteindelijk ook lagere rentes. Kortom het jaar 2024 heeft twee gezichten. Op de beurs werken dit soort voorspellingen nooit. Wie stelt dat de beurs eerst omlaag gaat en daarna omhoog, kan meteen aandelen gaan kopen. De beurs kijkt immers gemiddeld zo’n zes maanden vooruit. 

De beurs lijkt soms te zijn gemaakt om zoveel mogelijk mensen (lees: economen) in hun hemd te zetten. De fout die economen vaak maken is dat ze vergeten dat financiële markten de neiging hebben om toekomstige ontwikkelingen te verdisconteren in de prijs. Beleggen is gemakkelijker, een belegger hoeft zich alleen af te vragen wat er al verdisconteerd is in de prijs. Als de overgrote meerderheid van de economen negatief is, wordt het tijd om positiever te worden. 

Dit jaar hebben economen een in hun ogen gemakkelijk en dankbaar slachtoffer. Hoe voorzichtig ze waren in hun voorspellingen ten aanzien van de economie, des te meer uitgesproken ze waren over het fenomeen van de Magnificent Seven. Vrijwel unaniem zijn ze het erover eens dat er sprake is van een zeepbel en roepen op om zeer terughoudend te zijn. De gevolgen laten zich raden. Onder aanvoering van Nvidia gaat de Magnificent Seven dit jaar alweer aan de leiding. Economen die immers altijd terug kijken zien een koers/winstverhouding van 80, maar beleggers die vooruitkijken zien voor dit jaar een koers/winstverhouding van 23. Niet bepaald een zeepbelniveau. 

Economen zouden veel kunnen leren van Keynes. Een bekende, maar niet zo’n goede econoom (ik volg liever de Oostenrijkse school), maar wel een goede belegger. Als Keynes iets niet kon verklaren, beriep hij zich op de animal spirits. Daarmee had hij door dat een narratief (het “verhaal”) een belangrijke rol speelt, nog meer op de beurs dan in de economie. Als ze dan toch de boeken induiken, kunnen ze meteen even het boek van Charles P. Kindleberger lezen dat haarfijn uitlegt welke ingrediënten er nodig zijn voor een hype: een paradigmaverschuiving, een belofte in de verre toekomst, een verbreding van de groep beleggers en veel liquiditeit. Zo’n zeepbel heeft in het kapitalisme een nuttige functie. Het zorgt ervoor dat financiële middelen zich concentreren op de nieuwe innovatie, waardoor er sprake is van een snellere implementatie. Die innovatie heet nu kunstmatige intelligentie, iets wat de wereld qua productiviteit op zijn kop beloofd te zetten. Voor veel economen is dat al een puzzel waar ze maar moeilijk uitkomen.

Han Dieperink is chief investment strategist bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co.

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Column
FD Article
No