
De Europese Commissie belooft dit jaar werk te maken van eenvoudiger regels voor duurzame fondsen. Frédéric Vonner, duurzaamheidsexpert bij PwC Luxemburg, hoopt dat transitie-investeringen daarbij meer erkenning krijgen.
Met de wirwar aan afkortingen – van SFDR over CSRD tot CSDDD – is het makkelijk verdwalen in het Europese doolhof van regels voor duurzame fondsen. Europees Commissievoorzitter Ursula von der Leyen gaf zelf al toe dat het veel te complex is en beloofde eind vorig jaar een stroomlijning van alle ESG-regels. Dat moet uitmonden in een eengemaakt juridisch raamwerk en een duidelijk classificatiesysteem.
Die hervorming komt voor Frédéric Vonner, die als consultant de problematiek op de voet volgt, geen dag te vroeg, want ondanks de overvloedige bureaucratie wordt de belegger te vaak geconfronteerd met greenwashing.
‘Sommige fondsen stellen hun duurzame karakter te rooskleurig voor. Er zijn zogezegde duurzame fondsen die ex ante niet zeggen wat ze doen, wat hun echte ambitie op het vlak van duurzaamheid is, zodat ze er niet op afgerekend kunnen worden. We kregen ook bijna evenveel over duurzame investeringen als er asset managers zijn. Er was aan creativiteit bij de fondsbouwers in elk geval geen gebrek om hun fonds toch ergens een duurzaam cachet te geven.’
Maar er lijkt beterschap op komst. Om greenwashing tegen te gaan voor de toezichthouder Esma eind vorig jaar richtsnoeren voor ESG-of duurzaamheidstermen in fondsnamen in, zoals “duurzaam”, “transitie” of “impact”. Daardoor zou er meer lijn in de fondsennamen moeten komen. ‘De Esma-regels gaan in de goede richting’, vindt Vonner.
Nutri-Score
Een vereenvoudigd en duidelijker classificatiesysteem zou beleggers nog meer houvast kunnen geven. De huidige SFDR (Sustainable Finance Disclosure Regulation) spreekt van Artikel 6-beleggingsproducten (geen duurzame kenmerken), Artikel 8-producten (die ESG-kenmerken bevatten) en Artikel 9-producten (met meetbare duurzame objectieven).
Maar de duurzaamheidscriteria voor Artikel 8 zijn zo zwak dat ze nog nauwelijks onderscheidend zijn. Vonner: ‘Rapporteren onder artikel 8 betekent eigenlijk niets. Het volstaat gokbedrijven uit te sluiten uit je fonds en je kan er al bij zijn. Asset managers hebben de SFDR-classificatie handig gebruikt en soms zelfs misbruikt. Wat ontworpen was als een rapporteringsmiddel, werd gebruikt als een duurzaamheidslabel.’
Vrijwel elke expert is het erover eens dat er een classificatiesysteem in de plaats moet komen dat beter het duurzaamheidsgraad van een fonds uitdrukt en makkelijk leesbaar is voor de belegger. Soms wordt verwezen naar de Nutri-Score voor voedingsproducten of de ecolabels voor koelkasten en wasmachines.
Maar dergelijke klassementen naar beleggingsfonden omzetten is makkelijker gezegd dan gedaan. ‘ESG is zo breed dat ik niet zeker ben of we ooit een simpele methode gaan vinden. Je hebt bijvoorbeeld al drie dimensies: E (ecologie), S (sociaal) en G (goed bestuur). Moet je dan een fonds telkens drie ‘Nutri-scores’ geven? Of ga je de ESG-score samenstellen uit drie individuele scores: een milieuscore, een sociale score en een governance-score? Je ziet meteen dat dit erg ingewikkeld kan worden.’
Taxonomie
Wat in elk geval een vereenvoudiging kan zijn, is dat voor de “donkergroene” Artikel 9-fondsen de EU-Taxonomie – een classificatiesysteem van de EU voor duurzame activiteiten – als toetssteen gebruikt zou worden, zegt Vonner.
‘Dat zou tot meer coherentie binnen de Europese financiële regelgeving leiden. Maar dan wel op voorwaarde dat de Taxonomie herzien wordt. Vandaag bekijkt de Taxonomie alles nog te veel zwart-wit: een investering is duurzaam of niet. Daardoor worden transitie-investeringen over het hoofd gezien. Bij transitiebeleggen is de onderliggende activiteit in het begin niet duurzaam, ze wordt dat pas na verloop van tijd. Het lijkt me belangrijk dat we de kapitaalstromen net richting zulke transitie-investeringen kunnen kanaliseren. Die dynamische dimensie zit momenteel nog niet in de Taxonomie.’
Nog een struikelblok voor een eengemaakte Europese aanpak is dat duurzaamheid niet in elk land op dezelfde manier geïnterpreteerd wordt, met kernenergie als de bekendste splijtzwam: de Fransen zijn er dolenthousiast over, terwijl de Duitsers er niets van moeten weten. ‘Maar misschien hoeft dat ook niet, zo’n gestandaardiseerd systeem à la Nutri-Score. Waar we uiteindelijk gaan uitkomen, is vandaag nog een open vraag.’
Wordt Vonner dan nooit moe van de vele definities en soms uiteenlopende benaderingen van duurzaam beleggen? ‘Eigenlijk ben ik daar niet zo pessimistisch over’, antwoordt hij. ‘Vergelijk het met een jaar of vijf à tien geleden: toen was er nog helemaal niets. Het mag dan al allemaal nog niet perfect zijn, het doel is toch duidelijk: beleggers correcte informatie geven over de duurzaamheidskenmerken van fondsen, zodat ze kunnen vergelijken om goed geïnformeerde beleggingskeuzes te maken. We zullen niet van de ene dag op de andere op de eindbestemming geraken, maar het zal in vele, kleine stapjes zijn.’