Selectie van ESG-criteria
i-Bbvb3cB.jpg

De producten van verschillende banken en vermogensbeheerders zijn vaak moeilijk te vergelijken, vindt de Consumentenbond. Minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën wil daarom uitzoeken of het mogelijk is standaardproducten in te voeren bij vermogensopbouw via beleggen, zo schreef hij deze maand aan de Tweede Kamer.

Op één gebied blijkt de klacht van de Consumentenbond in ieder geval op te gaan: het is voor beleggers moeilijk om de risicoprofielen van vermogensbeheerders met elkaar te vergelijken. Een defensief profiel bij de een is niet hetzelfde als een defensief profiel bij de ander.

Neem het ‘zeer defensieve’ risicoprofiel van ING. Het vermogen van een belegger die door ING dat profiel krijgt aangemeten, zal voor 90 procent in obligaties worden belegd. Maar SNS stopt voor een zeer defensieve belegger maar 42 procent van het vermogen in obligaties.



Vermogensbeheerders delen hun klanten doorgaans in naar hun risicobereidheid: zijn ze voorzichtig en gericht op vermogensbehoud, of willen ze meer risico nemen om een grotere kans te hebben op meer rendement? Met hun risicoprofiel wordt de ‘strategische assetallocatie’ bepaald. Dat is de opbouw van de theoretische standaardportefeuille voor dat type belegger, bijvoorbeeld 70 procent obligaties en 30 procent aandelen.



Maar de verschillen tussen ‘dezelfde’ profielen zijn groot, zo blijkt uit een rondgang langs tien verschillende aanbieders. Een klant van ING IM, de vermogensbeheerder van Nationale-Nederlanden, krijgt met het op een na voorzichtigste profiel een modelportefeuille die voor 20 tot 40 procent uit aandelen bestaat.

Alex Vermogensbeheer

Maar bij Alex bestaat datzelfde profiel voor de volle 100 procent uit aandelen. De Binck-dochter is overigens in algemene zin een uitschieter: het defensiefste profiel bestaat uit 50 procent obligaties en 50 procent aandelen. De meeste andere aanbieders durven zo’n verdeling pas aan bij een neutraal profiel.



‘De enige rode draad is dat een portefeuille in het midden bestaat uit 50 procent aandelen en 50 procent obligaties’, zegt Paul van Straaten van de Vermogensmonitor, een website over financiële dienstverleners. ‘Links of rechts daarvan wordt het onvergelijkbaar. Als die vermogensbeheerders iéts niet willen, dan is het met elkaar vergeleken worden.’



De meeste aanbieders reageerden niet op een verzoek om een toelichting op hun risicoprofielen.



ABN Amro deed dat wel. ‘Banken geven hun eigen invulling aan beleggingsprofielen, omdat er geen verplichting is tot standaardisatie’, aldus een woordvoerder van ABN. Volgens ABN zorgt het systeem van risicoprofielen er ‘in de praktijk’ voor dat die profielen ‘op vergelijkbare wijze in elkaar zitten’.

Standaarddeviatie

Daar denkt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) anders over. De markttoezichthouder onderzocht vorig jaar in hoeverre het risico van de modelportefeuilles met dezelfde naam uiteenliep. Daartoe rekende het voor de defensieve en offensieve modelportefeuilles van verschillende aanbieders een standaarddeviatie uit, een maatstaf voor het marktrisico dat de portefeuilles met zich meebrengen.

‘Uit deze analyse bleek dat de verschillen in standaarddeviatie tussen defensieve portefeuilles onderling groot zijn’, mailt een woordvoerder.



De laagste standaarddeviatie, dus van de portefeuille met het kleinste marktrisico, bedroeg minder dan 3 procent, de grootste was bijna 10 procent. De mediaan lag op 6 procent. Bij offensieve portefeuilles waren de absolute verschillen groter, al zullen beleggers die bereid zijn veel risico te nemen dat hoogstwaarschijnlijk minder kwalijk vinden.

Bunds of Grieks staatspapier

De AFM heeft meer klachten over de risicoprofielen. Zo is online vaak niets te vinden over de vraag of bijvoorbeeld een obligatieportefeuille bestaat uit Duitse bunds of Grieks staatspapier. Alleen SNS Bank en Alex Vermogensbeheer geven hierover iets meer duidelijkheid.



Uit AFM-onderzoek uit februari van dit jaar blijkt bovendien dat beleggers in ongeveer een derde van de gevallen een niet-passend advies krijgen.



Beleggersvereniging VEB krijgt regelmatig vragen van beleggers over de verschillende samenstelling van beleggingsportefeuilles. ‘Dit is een vreemde situatie’, zegt Patrick Beijersbergen van de beleggersclub. ‘Wij pleiten voor een gestandaardiseerde systematiek. Dat zou inhouden dat vermogensbeheerders binnen een bepaalde bandbreedte iets “defensief” mogen noemen.’

De risicowijzer

Toch is er wel al een manier waarop beleggers het risico van de profielen van verschillende aanbieders kunnen vergelijken: de risicowijzer. Dit geel-rode snelheidsmetertje van AFM is gebaseerd op de standaarddeviaties van de verschillende beleggingsproducten in de standaardportefeuille.



Op die manier zijn alle profielen van alle aanbieders met elkaar vergelijkbaar, ongeacht de naam die de aanbieder op het profiel heeft geplakt. Er is wel een nadeel: de risicowijzer is niet verplicht en blijft bij de meeste aanbieders dan ook onvermeld.

Copyright: Het Financieel Dagblad, 28 juli 2014

 

Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No