Beleggen in small en midcaps in Nederland lijkt op een reis door een tranendal: waren er rond 2007 nog 40 tot 50 beleggingsfondsen in dit segment actief, tegen een totaal beheerd vermogen van 7 miljard euro, op dit moment zijn er nog vijf spelers over die samen 1,5 miljard beheren. Fier aan kop het Add Value Fund, met een rendement over twaalf maanden van ruim 70 procent.
Leadmanager van het fonds is Hilco Wiersma (rechts op deze foto). Hij heeft 24 jaar beroepservaring op zijn revers staan en, samen met de mede-grondlegger van het fonds Willem Burgers (op archiefbeeld links), een kast vol prijzen. Eerder dit jaar kregen ze nog een Morningstar Award.
De fondsenvergelijker schreef in zijn lofrede: ‘De beheerders van dit fonds zijn pure small-cap specialisten die een uitstekend track record hebben opgebouwd met hun zeer geconcentreerde beleggingsportefeuille. Het beleggingsproces dat het ervaren trio hanteert heeft zich ruimschoots bewezen en de managers beschikken over diepgaande kennis van de bedrijven waarin ze beleggen. Mede dankzij zeer sterke performance van ASMI en Besi heeft het fonds in 2020 een totaalrendement van ruim 20 procent behaald.’
De kaalslag onder op Nederland gerichte beleggingsfondsen is verdrietig, maar geenszins onterecht. Fondsnieuws heeft in de loop der jaren vaak over de “index huggers” bericht en daar waren er in dit segment bijzonder veel van. Inmiddels hebben ze allemaal het loodje gelegd en zijn ze vervangen door EFT’s op de AEX- of de AMX-index.
De twee koplopers van het wingewest
Overgebleven zijn het Add Value Fund en het Orange Fund van Kempen Capital Management. Deze twee beleggingsfondsen zijn de heersers over het wingewest dat midcaps voor beleggers kan zijn, waarbij het Kempen Orange Fund nu in het Add Value Fund van Wiersma en Burgers wel de meerdere moet erkennen: 340 procent rendement tegen 263 rendement voor de periode 1/2/2007 tot en met 24/6/2021. Kempen Orange Fund werd daarbij overigens wel getroffen door het noodlottige bericht in 2018 dat zijn grote roerganger Joop Witteveen plotseling was overleden.
Wiersma wijst er in een gesprek met Fondsnieuws op dat ook Add Value Fund harde klappen kan krijgen, maar minder hard dan de markt en concurrenten. Zo ging het fonds in 2008 43 procent onderuit en in maart 2020 was dat 20 procent. Ondanks het grootste maandverlies ooit werd het uitzonderlijke beleggingsjaar 2020 met een positief netto-rendement van 20 procent afgesloten.
De buitengewoon goede rendementen van de twee beleggingsfondsen worden duidelijk als wordt gekeken naar de NL Smallcaps (AScX), die in dezelfde periode ‘bleef steken’ op 206 procent, terwijl de NL Midcaps (AMX) niet verder kwam dan 125 procent. Het Add Value Fund streeft naar een gemiddeld netto-rendement van tenminste 10 procent per jaar. Year-to-date stond het fonds eind juni op een netto-resultaat van +32 procent en bedraagt het geannualiseerd netto-rendement sinds oprichting op 1 februari 2007 +10,8 procent.
Dat het fonds van Wiersma, Burgers en analist Bastiaan Rogmans het zo goed doet, komt mede doordat er steeds minder research naar de kleinere Nederlandse beursgenoteerde bedrijven wordt gedaan. Ten onrechte, stelt Wiersma. ‘Nederland heeft unieke bedrijven, wereldmarktleiders, die voorop lopen in sectoren als halfgeleiders, fintech, windenergie, agritech en biotech. Nederlandse midcapaandelen zijn relatief goedkoop, maar ondertussen wereldwijde actief in wereldwijde groei- en nichemarkten.’
Sweet spot van de S-curve
Daarbij richt Wiersma c.s. zich op beursfondsen die zich in een de “sweet spot” van de zogenoemde S-curve bevinden. Neem bij voorbeeld Besi dat groeit van een small cap naar een large cap. Was de omzet in 2013 250 miljoen euro, inmiddels komt 700 miljoen euro in zicht. Door een geweldige efficiëncyverbetering en operationele leverage steeg de winst per aandeel van 0,21 cent naar 3,00 euro per aandeel.
Voor ASMI zijn de cijfers nog indrukwekkender: van 370 miljoen euro omzet in 2012 naar 1,65 miljard euro in 2021. ‘Het bedrijf profiteert optimaal van de technologische transitie’, stelt Wiersma, die samen met zijn teamleden zoekt naar bedrijven die een dergelijke omzet- en winstgroei kunnen realiseren. Als deze bedrijven naar het niveau van large cap groeien, dan vlakt tegelijkertijd de versnelling af en bereikt een dergelijk beursfonds in de portefeuille een “final stage”. Op zo’n moment kan besloten worden tot verkoop.
Het Add Value Fund heeft niet meer dan 12 aandelen in portefeuille, die gekozen worden uit een beleggingsuniversum van slechts 65 ondernemingen met een gezamenlijke beurswaarde van ruim 100 miljard euro. Daarbij wordt heel klein en heel groot uitgesloten, alsook sectoren als retail, food en non-food, banken en verzekeraars, bouw, olie- en gasbedrijven en toerisme en luchtvaart. Daarnaast moeten de bedrijven genoteerd zijn aan Euronext Amsterdam. Het fonds moet minimaal 10 en mag maximaal 25 namen in de portefeuille opnemen.
Beginselen van beleggingsstrategie
Bij de beleggingsstrategie, zo vertelt Wiersma, houdt men vast aan een aantal strenge regels: de winstgroei per jaar moet ten minste 7,5 procent zijn, dividend moet stabiel zijn en ten minste 2,5 procent bedragen, en de waardecreatie moet meer zijn dan 10 procent per jaar. Tot slot moet men marktleider zijn of een top-3 positie bekleden. Voorbeeld daarvan is Hunter Douglas, dat op het terrein van raambekleding wereldmarktleider is.
Wiersma c.s. streed afgelopen maanden met grootaandeelhouder Ralph Sonnenberg over de waarde van het bedrijf. Sonnenberg houdt het op maximaal 82 euro per aandeel, Wiersma denkt aan het dubbele. Eerder deze maand kreeg Sonnenberg de minderheidsaandeelhouders niet mee en zag hij - voor dit moment - af van het van de beurs halen van Hunter Douglas. Inmiddels noteert het aandeel 95 euro per aandeel, ofwel ruim 15 procent boven de biedprijs.
Wiersma kijkt met veel vertrouwen naar de toekomst van Add Value Fund. Dat komt volgens hem mede doordat er een “alignment of interests” is tussen het fonds en de bedrijven waarin belegd wordt. Zo gaat het bij vrijwel alle deelnemingen om (groot)aandeelhouders die ook oprichters zijn. Overigens geldt dat ook voor de teamleden. Zij beleggen via het fonds mede voor hun pensioen, zodat de gedeelde belangen tussen de beursfondsen in portefeuille, de portfoliomanagers en de beleggers in het fonds optimaal is.
Frustratie om omvang fondsvermogen
Toch geeft Wiersma ruiterlijk toe dat het beheerd vermogen van het fonds één van zijn grote frustraties is. Het fondsvermogen bedraagt iets meer dan 140 miljoen euro. ‘Dat is te weinig, gelet op de jarenlange significante outperformance’, zegt Wiersma. In 2007 zijn ze gestart, dankzij families & friends, met 27 miljoen euro. Toen het fonds in 2010 naar de beurs ging, sprak co-manager Willem Burgers over het doel binnen afzienbare tijd op 300 miljoen uit te komen – een doel dat nog altijd buiten handbereik ligt.
Wiersma verklaart deze tegenvaller uit het feit dat er sprake is van een afnemende interesse in Nederlandse aandelen. Hij verklaart dat uit het feit dat 85 procent van de (beleggings)fondsen die zelfgekozen benchmark niet heeft weten bij te houden waardoor passieve oplossingen sterk aan interesse hebben gevonden.
‘Laten we eerlijk zijn: het is gewoon de onkunde van actieve beleggers, die slechte prestaties hebben geleverd. Ons bestaansrecht is onze outperformance. Dit fonds is ons persoonlijke pensioen. Wij moeten goed presteren, alpha genereren. Wij zijn een niche binnen de niche. We boeken al ruim 14 jaar significante outperformance. Bij ons krijgen klanten wel waar voor hun geld. Dat zal zich een keer uitbetalen.’