Vermogensbeheerder Truncus pleit in een nieuw boek voor een consequente aanpak: actief en passief combineren, kosten correct inschatten en over generaties heen beleggen. ‘Beleggen stopt niet bij je eigen levensverwachting’, zegt managing partner Pieter Van Neste.
De aanleiding voor het boek ‘De 10 gouden regels om uw geld succesvol te beleggen’ is de lage financiële geletterdheid in België. ‘De gemiddelde Belg beantwoordt minder dan een op de drie vragen over financiële basiskennis juist’, zegt Van Neste. ‘Zelfs mensen die al beleggen, slagen vaak niet voor de test. Dat zien we al jaren, en het was voor ons een reden om de basisprincipes helder uit te leggen.’
Actief versus passief
In het boek schrijven Van Neste en Truncus-CEO Stefaan Vanden Berghe dat actief en passief beheer geen tegenstelling hoeven te zijn. ‘Actief en passief zijn geen strijd, maar een synergie’, duidt Van Neste.
‘Er zijn periodes waarin actief het beter doet, en periodes waarin passief de bovenhand haalt. De laatste vier jaar zijn we misschien vergeten dat actief beheer lange tijd superieur was. Zelfs dit jaar zag je in de eerste twee kwartalen dat actieve fondsen beter presteerden, tot de markt in het derde kwartaal opnieuw keerde.’
Volgens hem zit de kern van die synergie in diversificatie. ‘Wij vertrekken altijd vanuit spreiding en kapitaalprotectie. Trackers geven je de brede markt, maar actieve managers kunnen strategische allocaties nemen op het juiste moment, of juist in niches beleggen die helemaal niet vertegenwoordigd zijn in een index. Passieve indexen lijken neutraal, maar de vraag is: wat is vandaag ‘de markt’? De top-20 of -30 aandelen van de MSCI World vertegenwoordigen al meer dan 60 procent van de index. Dat is niet de breedte van de wereldeconomie.’
Core-satellite
Daarom past Truncus een klassieke core-satellite-strategie toe. ‘Onze kern vullen we met brede ETF’s. Dat is 60 à 65 procent van de portefeuille. De bèta die je goedkoop wilt capteren. Maar de satellieten – de actieve fondsen – zijn bewuste keuzes waar we denken dat er meerwaarde te halen valt. En je hebt maar 51 procent juiste beslissingen nodig om over tien tot vijftien jaar beter te doen dan de markt.’
Hij erkent dat actieve posities volatiliteit met zich meebrengen. ‘Een actieve manager die wil outperformen, móét afwijken van de markt. Dat betekent dat je soms een jaar of twee onder het gemiddelde zit. Veel beleggers accepteren dat niet. Als een tracker 10 procent verliest, zegt niemand iets. Maar als een actieve manager 10 procent verliest, is dat plots een probleem. Nochtans hoort dat bij het proces.’
Fondsen versus index
In het boek beamen de auteurs dat het merendeel van de fondsen de index niet verslaat. ‘Dat heeft drie oorzaken: kosten, gebrek aan een duidelijk proces en commerciële druk’, zegt Van Neste. ‘Een fonds met hoge kosten moet al een enorme meerwaarde creëren om na kosten nog beter te zijn dan de index. Maar nog belangrijker: te veel fondsen hebben geen helder proces. Ze lopen achter rendementen aan of wijzigen hun stijl zodra het even tegenzit.’
Hij illustreert het met een eigen ervaring. ‘We belegden jarenlang bij een Indiase sterbeheerder die tien jaar op rij fantastisch presteerde. Toen hij drie zwakkere jaren had, werd hij door de boetiek gewoon uit het fonds gezet. Het fonds zakte van 4,5 miljard naar 2,2 miljard. Ik heb toen persoonlijk in zijn nieuwe strategie geïnvesteerd, en dat was een van mijn beste beslissingen. De discipline was nooit weg, alleen het vertrouwen van commerciële partijen.’
Zes eigenschappen van outperformers
Het boek beschrijft zes kenmerken van fondsen die structureel beter presteren: trackrecord, consistente strategie, gedisciplineerd proces, geconcentreerde portefeuille, skin in the game en lokale voeling.
‘Een typische geconcentreerde aandelenportefeuille bevat 25 tot 50 aandelen. Wie 100 tot 200 posities nodig heeft om te presteren, mist focus en zal de markt nooit verslaan’, zegt Van Neste. ‘Een helder proces voorkomt dan weer dat emoties beslissingen bepalen. Wij werken intern met vijf harde criteria. Als één criterium wordt geschonden, gaat het aandeel eruit. Zonder discussie. Dat vermijdt verliefd worden op een aandeel en zorgt voor objectiviteit.’
Hij waarschuwt ook voor het effect van bedrijfsbezoeken. ‘Ik ontmoedig mijn analisten om bij bedrijven op bezoek te gaan. Je komt er nooit van terug met de boodschap dat het bedrijf slecht is. Je krijgt een goed-nieuwsshow en dat beïnvloedt je oordeel. Een proces moet objectief zijn, niet gebaseerd op charme.’
Eigen geld op het spel
Volgens Van Neste gedragen beheerders zich anders wanneer hun eigen geld op het spel staat. ‘Als je met je eigen geld belegt, denk je anders. Je neemt geen impulsieve beslissingen, je voelt risico’s sterker aan en je moet het op kerstavond ook aan je familie kunnen uitleggen. Dat maakt je beheer beter.’
Ook lokale aanwezigheid vindt hij essentieel. ‘Ik vind het vreemd dat iemand die in een toren in Brussel zit, zich specialist noemt in Koreaanse of Amerikaanse aandelen. Wij beleggen al twaalf jaar bij een Amerikaanse beheerder, Bill Smead. Wat hij vertelt over lokale economie, consumenten en wetgeving komt nooit in Europese researchrapporten. Lokale voeling levert inzichten op die je op geen enkele andere manier krijgt.’
Kosten slechts de helft van het verhaal
Les 8 in het boek gaat over kosten. Passieve ETF’s zijn goedkoop, maar dat zegt niet alles. ‘Een ETF kost 0,15 procent, een actief fonds 0,7 tot 1,6 procent’, zegt Van Neste. ‘Die vergelijking lijkt eenvoudig, maar je moet ze afwegen tegen meerwaarde. Een actief fonds dat structureel waarde creëert, mag gerust duurder zijn. Dat is logisch. Als het geen waarde toevoegt, moet je het niet houden.’
Daarnaast wijst hij op een factor die volgens hem te vaak vergeten wordt. ‘Vermogensbeheer gaat niet alleen over producten. Het gaat ook over kennisoverdracht, strategische assetallocatie, begeleiding bij financiële beslissingen en patrimoniale planning. Dat noemen wij ontzorging. Wie alleen het goedkoopste product zoekt, eindigt vaak met een incoherente portefeuille. Goedkoop wordt dan duurkoop.’
Generatiebeleggen
De laatste les gaat over generatiebeleggen, een concept dat volgens Van Neste cruciaal is voor grotere vermogens. ‘Ik vind de regel van 100 een heel vreemde gedachte. Dat zou betekenen dat een 80-jarige nog maar 20 procent in aandelen mag hebben. Maar die persoon leeft niet meer voor zijn eigen portefeuille. Zijn kinderen en kleinkinderen hebben een veel langere horizon. Dan is een defensieve portefeuille net contraproductief.’
Generatiebeleggen begint volgens hem met een plan. ‘Je moet eerst bepalen welke cashflows je de komende vijftien à twintig jaar nodig hebt. Dat deel zet je veilig opzij. Al de rest beleg je voor de volgende generaties, voornamelijk in aandelen. Beleggen stopt niet bij je eigen levensverwachting. Je blijft beleggen, ook na je 100ste verjaardag.’
Marktcorrecties zijn in dat kader geen bedreiging, maar een deel van het systeem. ‘Wie veel chips heeft, kan aan de pokertafel blijven zitten tot de laatste kaart wordt omgedraaid. Zo werkt het ook met vermogen. Wie lang kan blijven zitten, haalt de hoogste kans op rendement.’
Hoewel het boek in de eerste plaats voor particulieren is geschreven, ziet Van Neste duidelijke parallellen voor professionals. ‘Actief en passief combineren, een strak proces volgen en denken in generaties: dat zijn principes die even goed gelden voor professionele beheerders. Producten kan iedereen kopiëren. Het proces en de langetermijnvisie niet.’