jan_longeval_kounselor.jpg

Financieel expert Jan Longeval van Kounselor BV vindt dat te weinig particuliere én professionele beleggers de mechanismen van de beurs goed begrijpen. En dus schreef hij een boek.

Financieel expert en zelfstandig consultant/schrijver Jan Longeval weet welke de onmisbare eigenschappen zijn van goede beleggers: ze denken zelfstandig, maken hun huiswerk bijzonder goed en hebben een stevig onderbouwde beleggingsfilosofie. Deze beleggers slagen erin om de markt te verslaan. Alleen zijn ze met weinig: slechts 5 procent van de particuliere beleggers slaagt daarin. En bij de professionele beleggers is het niet veel beter, zo blijkt uit cijfers die Longeval verzamelde. Daarom schreef hij ‘God dobbelt niet op de beurs’, een boek waarin hij de orde achter de chaos van de financiële markten blootlegt. 

Uw boek begint met enkele ontnuchterende cijfers over de prestaties van beleggingsfondsen. Zijn die niet problematisch voor de fondsensector?

‘Met name bij de retailfondsen zijn de statistieken niet goed. Uit de SPIVA Scorecards van S&P Dow Jones Indices blijkt dat 74 tot 96 procent van de aandelenfondsen, afhankelijk van de regio waarin ze beleggen, er over langere periodes niet in slaagt om een beter rendement neer te zetten dan de benchmark, weliswaar na kosten. Toch wil dat nog niet zeggen dat we de competentie van de hele industrie in vraag moeten stellen. Een groot deel van de industrie heeft niet de uitdrukkelijke bedoeling om de markt te verslaan, zoals de beheerders van pensioenfondsen. Verzekeraars hebben andere prioriteiten, zoals het nakomen van hun contractuele of wettelijke verplichtingen. En daarbij moeten ze ook rekening houden met de beperkingen van de Solvency II-regels. Binnen dat strak kader bieden zij wel een grote toegevoegde waarde.’

Waarom is het in het retailsegment zo lastig om de markt te verslaan?

‘Het kostenniveau in de retailmarkt is gewoon te hoog en ontneemt bijna alle kansen om op de lange termijn de markt te verslaan. En dat is niet de fout van de fondsbeheerders. Vooral het distributieapparaat moet zich in vraag stellen. Zelfs een obligatiefonds dat nog maar 1 procent kosten aanrekent, kan bijna nooit de markt verslaan in een omgeving waar de rente van de tienjarige OLO nog geen 0,4 procent bedraagt. En natuurlijk begrijp ik dat er kosten worden aangerekend voor het beheer en de distributie. Maar je kan je wel vragen stellen bij het nut van een actief beheerd fonds dat door zijn kostenstructuur de markt toch niet kan verslaan.’

Is er dan nog wel een toekomst voor actief beheerde fondsen?

‘Er is niets mis met een adequaat georganiseerd actief beheer dat verankerd is in een goede beleggingsfilosofie. Ik houd dus geen pleidooi tegen stockpicking, alleen kunnen we de verwachtingen over potentiële meerprestaties maar beter conservatief inschatten. De meeste fondsbeheerders hebben wel een goede beleggingsstrategie, maar dat is nog niet hetzelfde als een diepgaande beleggingsfilosofie die alles onderbouwt. Die geeft weer hoe de beheerder aankijkt tegen de fundamentele wetten en de regels van de financiële markten. Elke beheerder moet zichzelf ook de vraag stellen waar hij nog toegevoegde waarde kan bieden. Dat kan bijvoorbeeld door ook rendement te zoeken in alternatieve beleggingscategorieën, zoals private equity. En dat is een verschuiving die zich toch al doorzet.’

U kon voor uw boek uiteenlopende gegevens van beleggingsfondsen verzamelen. Mogen we daaruit concluderen dat de fondsenindustrie intussen voldoende transparant is?

‘Er zijn de voorbije jaren op dat vlak toch al heel wat inspanningen geleverd. Dat is zeker een goede evolutie, ook al zien we vandaag ook enkele ongewenste neveneffecten. Het is positief dat beleggers een overzicht krijgen van de kosten die verbonden zijn aan een fonds, maar de rapportering moet door de PRIIPS-regelgeving zo gedetailleerd zijn dat bijna niemand er nog aan uitraakt. Bovendien leiden de Europese informatieverplichtingen tot een verschraling van het aanbod door buitenlandse aanbieders. Dat is jammer. Maar het toont toch ook hoe sterk de transparantieverplichtingen zijn geëvolueerd.’

Waar kan het nog beter?

‘Vooral bij de private bankers is er nog een groot gebrek aan transparantie over de prestaties van de beleggingsportefeuilles. Daarover zijn nagenoeg geen cijfers te vinden. Het enige aanknopingspunt zijn de prestaties van de gemengde fondsen, die ze vaak gebruiken. Op dat vlak kan de sector nog veel leren van de transparantie in de fondsenindustrie. Het is toch vreemd dat cliënten de portefeuilleprestaties van private banken niet kunnen vergelijken. Het is alsof je een autofabriek mag bezoeken, maar niet mag zien welke auto’s van de band rollen. Daarom pleit ik ervoor om het Global Investment Performance Standards (GIPS)-certificaat, dat beleggingsprestaties op een uniforme manier berekent en weergeeft, uit te breiden van de wereld van het institutioneel vermogensbeheer naar die van de private vermogensbeheerders.’

U berekende dat de gemengde fondsen het 4 procent per jaar minder goed doen dan de benchmark. Zelfs zonder rekening te houden met de kosten is de minprestatie nog altijd 2,5 procent per jaar. Wat kunnen we daaruit leren over de meerwaarde van private bankers?

‘De private bankers hebben een zeer grote toegevoegde waarde via vermogensplanning, kunstadvies, hulp bij filantropie, een rol als vertrouwenspersoon voor families en dergelijke meer. Daarin excelleren ze. Maar in de harde kant van het metier, met name het vermogensbeheer, schieten ze tekort. Dat doet toch enkele vragen rijzen over de manier waarop ze het vermogensbeheer aanpakken.’

Dit artikel is opgenomen in een nieuwe editie van het magazine va Investment Officer, waarvan er na de zomer nog twee edities verschijnen. Als deze ook kosteloos wilt ontvangen, dan kunt u dat aangeven in uw profiel.

Author(s)
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No