‘Er is misschien wel een nieuwe grote depressie voorkomen, dankzij het beleid van centrale banken als de Federal Reserve, maar de schuldencrisis is nog geenszins ten einde. Dat vraagt om een behoedzaam beleggingsbeleid.’
Dat stelt Stephane Monier, de chief investment officer van de private bank van Lombard Odier in Europa, in een gesprek met Fondsnieuws.
Faillissementsrisico
‘Er is sprake van een onduidelijke situatie. De schulden bevinden zich boven het niveau van 2008, het faillissementsrisico is niet geweken en er zijn risico’s van politieke (inschattings)fouten, omdat we op een terrein zijn beland dat in de context van de geschiedenis volstrekt onbekend is.’
Monier is behoedzaam, omdat de markt- en rendementscijfers laten zien dat de onderlinge correlatie tussen asset classes groot is, de volatiliteit de laatste jaren sterker is geworden en dat onduidelijk is wat voor impact een beëindiging van het accomoderende monetaire beleid op de markten zal hebben.
Risicomanagement
Voor de partners van Lombard Odier was de crisis van 2008 aanleiding om de net binnengetreden Monier te vragen wat er moest gebeuren als men de risico’s beter wilde gaan managen. In eerste instantie had deze vraag betrekking op het pensioenfonds.
Monier adviseerde alles te immuniseren en terug te keren naar het tekenbord. Daar werd als uitgangspunt geformuleerd dat men een conservatief profiel aan zou houden: cash plus 3 procent, terwijl de gehele portefeuille van het pensioenfonds niet meer dan 5 procent in het rood mocht schieten.
Robuust rendement
‘Hieruit is een risicogedreven beleggingsstrategie voortgekomen, die in 2013 beschikbaar is gekomen voor klanten van de bank en de asset manager via het LO Selection Vantage Fund. Daarin ligt het accent op een dynamische beleggingsbenadering, het minimaliseren van het neerwaartse risico en het realiseren van een ‘robuust rendement, los van de economische cycli’.
Hierbij ligt het accent op het bepalen van het risicobudget, zodat kapitaal optimale bescherming krijgt, op risico-diversificatie en op de selectie van managers, die voor (out)performance moeten zorgen, stelt Monier.
Het managen van de portefeuille en het voorkomen van verliezen, vindt hij zijn eerste taak: ‘Als je 50 procent verlies maakt, moet je honderd procent goed maken. Dat is de realiteit.’
Dynamische allocatie
De relatie tussen risico en rendement is volgens Monier met Lombard’s aanpak helder: een risicotolerantie van 5 procent, gaat gepaard met een volatiliteit van gemiddeld 3,6 procent en een rendement van cash plus 2 tot 4 procent. Als je met een vermogensverlies van 10 procent kan leven, dan zijn de cijfers respectievelijk 7,1 en 5 tot 7 procent.
In de praktijk komt deze aanpak erop neer dat bij een daling van de koersen per definitie de risico’s op een bepaald niveau worden teruggebracht. ‘Het gevolg is wel dat de omzet (het aantal transacties) in de portefeuille hoog is: 10 procent in een normale situatie en soms wel meer dan 400 procent in een crisissituatie,’ zegt Monier.
Volgens Monier heeft deze aanpak tot een zelfde performance geleid als voorheen en is de volatiliteit met de helft teruggebracht . ‘Ondernemers vinden dit een prettige aanpak. Zij hebben al veel risico’s in het bedrijf zitten en will die risico’s in hun privésituatie of -vermogen vermijden. Ze hoeven alleen maar hun bedrijf te verkopen om rijk te zijn.’
Risicobenadering
Een risicobenadering houdt in de praktijk in dat je rekening houdt met de cycli van groei (40 procent), inflatie (20 procent) en vertraging (40 procent). Groei is dan onderverdeeld in 20 procent aandelen opkomende markten en 20 procent ontwikkelde aandelenmarkten; inflatie pareer je dan met grondstoffen (20 procent) en de economische vertraging met 20 staatsobligaties en 20 procent bedrijfsobligaties.
In de kapitaalallocatie leidt dat volgens Monier tot een portefeuille die 49 procent uit staatsobligaties bestaat, 21 procent uit bedrijfsobligaties, 10 procent uit aandelen ontwikkelde markten, 6 procent uit aandelen opkomende markten en 14 procent is gealloceerd naar grondstoffen.