De toezichthouders AFM en DNB hebben een sectorbrede enquête voorgelegd aan marktpartijen over de totstandkoming en de eventuele manipulatie van benchmarks. Het onderzoek stuit in een deel van de markt op verwarring, onbegrip en irritatie.
De AFM wil de uitkomsten van het onderzoek gebruiken voor haar nieuwe taak: het toezicht op benchmarkmanipulatie. Met dat toezicht start zij op 1 januari 2015, zoals in de Wet Financieel Toezicht is bepaald. Deze nieuwe taak is een reactie op onder meer de Libor-manipulatie, waar Rabobank International bij betrokken is geweest.
De zeer uitgebreide vragenlijst is voorgelegd aan marktpartijen, onder wie banken, asset managers en pensioenbeleggers.
‘Risico van manipulatie gering’
Het onderzoek loopt nog, maar de AFM zegt in reactie tot Fondsnieuws dat zij inmiddels een goed beeld heeft van de situatie bij de kleine banken. De risico’s op manipulatie zijn daar gering, aldus de toezichthouders. Het onderzoek onder de grootbanken dient voor het eind van het jaar te zijn afgerond.
Begin 2015 zullen de toezichthouders een aantal ‘good practices’ publiceren over een zorgvuldige betrokkenheid bij benchmarks.
Het onderzoek naar de risico’s op manipulatie van benchmarks en naar risico’s op integriteitsschendingen in de valutamarkt loopt sinds 2013.
Uitleg AFM en DNB
In de toegestuurde uitleg bij de vragenlijst aan marktpartijen, schrijven AFM en DNB: ‘In het kader van het onderzoek onderscheiden wij twee typen benchmarks: panelbenchmarks en transactie gebaseerde benchmarks. Een panelbenchmark komt tot stand doordat een groep van deelnemers aan de benchmark prijzen, waarden of standen doorgeven aan een benchmark-beheerder. Voorbeelden hiervan zijn Libor en Euribor.’
‘Deze beheerder stelt op basis daarvan de benchmark vast en publiceert deze. Transactie gebaseerde benchmarks komen tot stand doordat een beheerder direct transactiegegevens uit de markt ophaalt – al dan niet binnen een vastgestelde periode – waarna hij op basis daarvan de benchmark berekent en publiceert.’
‘Voorbeelden hiervan zijn de AEX-index en de WM/Reuters 4.p.m. Londen fix voor verschillende valutaparen’, schrijven de twee toezichthouders. Beide typen benchmarks voor verschillende soorten financiële markten worden onderzocht.
Libor-fraude
AFM en DNB hebben in het kader van dit onderzoek de enquête sectorbreed uitgerold uit om ‘een compleet overzicht te krijgen van de precieze betrokkenheid van Nederlandse partijen bij benchmarks. Een partij kan namelijk betrokken zijn bij benchmarks als bijdrager (via panels of transacties), beheerder of gebruiker (bijvoorbeeld voor interne doeleinden of ten behoeve van klanten)’.
De twee toezichthouders willen weten of binnen de verschillende organisaties voldoende zicht is op de samenstelling van benchmarks en op de risico’s van manipulatie. Dat laatste was bij de Rabo-organisatie niet het geval toen een afdeling van Rabo International in Londen bij de Libor-fraude betrokken raakte.
‘We worden er horendol van’
Dat de enquête zo breed is uitgestuurd in de financiële sector heeft bij diverse marktpartijen tot onbegrip geleid. Zij zeggen totaal niet te begrijpen wat zij met de vaststelling van benchmarks of met mogelijke manipulatie van doen zouden kunnen hebben, omdat deze indices in de regel worden samengesteld door (rating-)partijen als MSCI, S&P en Russell.
‘Voor ons is het weer zo’n voorbeeld van totaal doorgeslagen regelgeving, van vragenlijsten die aan de verkeerde instellingen worden geadresseerd en waarvan we de portée totaal niet begrijpen. We worden er horendol van’, zegt een marktpartij.