Als de olieprijs langere tijd onder de 75 dollar per vat blijft, dan loopt de produktie van meerdere bestaande olievelden gevaar. In dat geval dient zich de volgende oliecrisis binnen afzienbare tijd aan.
Dat stelt John Coyle, beheerder van het Schroder ISF Global Energy Fund in een gesprek met Fondsnieuws.
Olieprijs moet omhoog
Coyle voorspelde voor de zomer als een van de eersten dat de olieprijs, die begin juli een piek van 147 dollar per vat bereikte, niet houdbaar is. Hij waarschuwde zijn klanten toen voor een prijscorrectie, hoewel Goldman Sachs een olieprijs voorspelde van 200 dollar per vat.
Coyle heeft nu wederom een contraire opvatting. Hij stelt dat als de olieprijs ten gevolge van een wereldwijde recessie langere tijd onder de 75 dollar blijft, exploratie van meerdere bestaande olievelden niet lonend meer is. Hij verwacht dat productie in de oliezanden van Canada dan wordt uitgesteld, dat Rusland in de problemen komt, evenals vrijwel alle lidstaten van de OPEC.
Bij deze olieprijs zal de productie deze herfst versneld terugvallen, waardoor begin volgend jaar het aanbod al nijpend kan zijn. ‘Alles wijst erop dat een olieprijs van 75 dollar per vat niet lang houdbaar zal blijken te zijn,’ stelt Coyle. Dinsdag noteerde olie rond de 70 dollar.
Volatiliteit
Wat dan wel een reële prijs is, durft hij niet te zeggen. ‘Ik weet het niet. De markt is zo volatiel, het hangt zo sterk van het vertrouwen af, dat het elke kant op kan. Maar als je de ‘deleveraging’ door met name hedgefondsen van de afgelopen weken er even afneemt, dan zou de olieprijs tussen de 80 en 100 dollar per vat moeten zijn.’
John Coyle ziet daarbij nog een ander probleem. Het economisch herstel verwacht hij eind 2009, begin 2010. Maar daar zal men aan de aanbodkant niet klaar voor zijn, nu alles erop wijst dat winning van olie in Canada, maar ook ontwikkeling van het recent gevonden oliebekken voor de kust van Brazilië voorlopig uitgesteld zal worden.
‘Het probleem is dat we met een financiële crisis te maken hebben, die de onderliggende structurele problemen van de energiesector maskeert.’ Feit is dat de olieproductie met 6 procent per jaar terugloopt, terwijl de vraag op de middellange termijn er een is van 5 miljoen vaten extra olie per dag. Waar vinden we dat? Nee, de supercyclus is allerminst voorbij.’
Olievoorraden
Op het eerste gezicht sussende berichten, zoals vorige week, dat de olievoorraden in de Verenigde Staten groter zijn dan analisten hadden verwacht, heeft volgens Coyle ook een reden: ‘Benzinestations worden geconfronteerd met banken die geen leningen meer verstrekken. Daarom willen ze zo weinig mogelijk voorraden aanhouden en zo veel mogelijk cash.’
Ook de melding dat de groei in China terugloopt en daarmee de vraag naar grondstoffen, zoals olie, overtuigt Coyle niet. ‘De oliebehoefte van China groeit jaar op jaar met 400.000 vaten olie per dag tot 8 miljoen vaten per dag nu. Als de groei in China terugvalt van 10 naar 8 procent, wat de prognoses zijn, dan heeft dat voor de totale oliebehoefte nauwelijks effect.’
Fondsstrategie
Op de vraag hoe Coyle met zijn fonds op deze onzekerheden inspeelt, zegt hij: ‘Aan de grote volatiliteit van dit moment kunnen we niet veel doen. We concentreren ons op de langere termijn.’
‘Zo hebben wij kleine en middelgrote fondsen in portefeuille die actief zijn in exploratie en dergelijke en als interessante overnamepartij worden beschouwd. Meerdere fondsen zijn echter laag gewaardeerd, waardoor er een forse premie op zit.’
Coyle noemt Tanganyika Oil dat 85 Zweedse Kronen per aandeel stond, toen Sinopec in september een bod deed van 210 Zweedse kronen per aandeel; Imperial Energy was in augustus 800 pence per aandeel waard en werd voor 1240 pence gekocht door ONGC. Op dit moment heeft Coyle het bedrijf Carin Energy in portefeuille, dat een aandelenkoers heeft van 1500 pence en volgens hem 150 procent ondergewaardeerd is.