Natuurlijk moeten adviezen passen bij de klant. Daar is iedereen sinds de financiële crisis wel van overtuigd, maar nieuwe Europese regels op dit vlak schieten volgens sommigen een beetje door.
Banken en fondshuizen zijn druk met de voorbereiding van de implementatie van de Europese richtlijn Mifid II. Lastig is dat nog niet alle lagere regelgeving bekend is, dan wel helemaal vaststaat. De tijd begint echter te dringen. Het pakket treedt begin 2017 in werking.
Mifid II bevat aan de ene kant regels voor een betere werking van de kapitaalmarkt en aan de andere kant regels voor een betere bescherming van beleggers. Dit laatste betekent dat de richtlijn een provisieverbod kent en voorschrijft dat banken alle kosten die samenhangen met beleggen voor de klant inzichtelijk moeten maken.
In Nederland zijn op beide punten al grote stappen gezet. Nederland kent al een provisieverbod dat verdergaat dan Europa voorschrijft. De richtlijn schrijft alleen een provisieverbod voor vermogensbeheer en onafhankelijk advies voor. Wat dit laatste precies is, is nog niet helemaal duidelijk. Ook niet of het onderscheid tussen wel of niet onafhankelijk advies nog enige impact op de Nederlandse situatie gaat hebben.
Wellicht dat partijen wel in hun communicatie naar klanten moeten aangeven of ze onafhankelijk zijn of niet. Of dit klanten in de praktijk wat uitmaakt, betwijfelt Jasper Haak van consultancybureau AF Advisors. ‘Particuliere beleggers zijn over het algemeen honkvast. Zelfs toen ABN Amro praktisch failliet was en genationaliseerd moest worden, stapten klanten niet over naar Rabobank.’
Een ander verschil tussen de Nederlandse situatie en wat er nu aan regelgeving uit Europa komt, is dat de Europese regels niet voorzien in een provisieverbod voor execution only-dienstverlening. Nederland kent dat wel. Een partij als BinckBank heeft hier volgens Haak veel last van gehad. ‘Misschien moet BinckBank ook beginnen met eigen fondsen’, oppert hij.
Kostentransparantie
Ook op het gebied van kostentransparantie zijn door Nederlandse banken al flinke stappen gezet. Zij rapporteren sinds dit jaar van tevoren wat klanten met een bepaald profiel waarschijnlijk kwijt zullen zijn aan de bank en wat aan het fonds. Rabobank gaat al wat verder en geeft klanten direct zicht op de kosten van de eigen portefeuille.
Voor de fondskosten zijn de banken echter aangewezen op wat de fondshuizen hierover rapporteren in de zogenoemde Essentiële Beleggersinformatie. Dit zijn niet alle kosten die binnen de fondsen gemaakt worden, maar alleen de lopende kostenfactoren. Deze bestaan uit de management fee en servicekosten. Een belangrijke kostenpost die hier nog ontbreekt, zijn de transactiekosten die binnen een fonds gemaakt worden.
Ook Mifid II lost dit probleem niet op, zo is de verwachting. De richtlijn kan fondsen hier niet toe verplichten. Daar moet andere regelgeving in voorzien. ‘Dat gaat nog wel een paar jaar duren’, verwacht adviseur financiële markten Michiel Peters (foto) van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB).
Een andere belangrijk punt in Mifid II is dat de zogenoemde ketenverantwoordelijkheid toeneemt. Nu weten fondshuizen wel of een bepaald product geschikt is voor retailbeleggers of niet, maar doordat zij het product zelf meestal niet verkopen, weten ze niet of hun fonds wel past bij de mensen die erin beleggen, legt Haak uit.
Het is bijvoorbeeld aan de distributeur om aan een klant uit te leggen dat een bepaald fonds niet zo liquide is en daarom misschien niet voor iedereen even passend is.
Straks worden assetmanagers hier volgens Haak medeverantwoordelijk voor en zullen ze dus beter moeten aangeven voor welk type klant een product geschikt is. Ze moeten hierover in gesprek blijven met de distributeur. Deze interpretatie van de richtlijn wordt echter niet door iedereen onderschreven.
Banken moeten volgens adviseur financiële markten bij de NVB Michiel Peters in ieder geval heel precies in kaart brengen voor welk doelgroep een bepaald product geschikt is. ‘In algemene zin is dat natuurlijk prima’, zegt hij. Maar hij vindt dat de regelgeving wat is doorgeschoten.
‘Ook voor gewone aandelen moet je dit heel precies aangeven. Wij vragen ons af wat hiervan de toegevoegde waarde is en of klanten hierop zitten te wachten. Banken zullen meer gegevens van hen nodig hebben, niet alleen van advies en beheerklanten, maar waarschijnlijk ook van execution only-klanten’, zegt Peters.
Goede zaak
Directeur Hans Janssen Daalen van vereniging van fondshuizen Dufas vult aan dat distributeurs ook in kaart moeten brengen hoe het rendement van het fonds zich in verschillende marktomstandigheden ontwikkelt. Hij stelt dat de kans vermindert dat de klant wordt teleurgesteld of op het verkeerde been wordt gezet wat betreft de prestaties van de fondsen die hij koopt. ‘En dat is een goede zaak.’
De NVB vindt het echter allemaal wat veel. ‘Voorafgaand aan iedere transactie die gedaan wordt voor een adviesrelatie moet straks een verklaring worden opgesteld waaruit blijkt dat de actie past bij de cliënt.’
Peters: ‘Natuurlijk is het belangrijk dat een product bij de klant past, maar waar ligt de balans? Wij vinden dat een klant zelf ook moet blijven nadenken.’
Dit artikel is gepubliceerd in het Fondsnieuws-magazine van 15 oktober.