Hans Dieperink
15.2.jpg

De gebeurtenissen in het Midden-Oosten hebben vooralsnog een beperkte invloed op de olieprijs. In tegenstelling tot de Jom Kippoer-oorlog vijftig jaar geleden, lijken de kansen op een Arabische olieboycot klein. 

Toch zijn de overige omstandigheden veel ongunstiger, waardoor olieprijs dit keer ook hard kan stijgen. Aandelen in de oliesector zijn laag gewaardeerd, terwijl juist deze bedrijven bovengemiddeld veel cash genereren.

Bescherming tegen escalatie Midden-Oosten

Een escalatie in het Midden-Oosten die de olieprijs raakt is er wanneer Iran nog meer betrokken raakt. Het ligt voor de hand dat olie uit Iran opnieuw wordt geboycot. Saoedi-Arabië heeft al met zoveel woorden aangegeven dat het daarvoor zal compenseren in de vorm van een hogere productie. Toch is het wel degelijk mogelijk dat schokkende beelden over de strijd ervoor kunnen zorgen dat andere Arabische leden van de OPEC alsnog met sancties komen richting de Verenigde Staten.

Nu hebben die niet zo veel zin. Een belangrijk verschil met de jaren zeventig is immers dat de Verenigde Staten tegenwoordig weer zelfvoorzienend zijn op het gebied van energie. Op het moment dat Israël met behulp van de Amerikanen Iraanse nucleaire installaties gaat aanvallen als vergelding voor de steun aan terroristische organisaties, bestaat de kans dat Iran de straat van Hormuz afsluit. Een derde van alle olie die in de wereld wordt geproduceerd komt uit het Midden-Oosten, dus zo’n maatregel zal de olieprijs sterk doen stijgen.

Krappe oliemarkt

De oliemarkt is op dit moment erg krap. Het verschil tussen vraag en aanbod is klein en de Amerikaanse strategische oliereserves staan op het laagste niveau in vele decennia. Eigenlijk heeft alleen Saoedi-Arabië reservecapaciteit als gevolg van de zelf opgelegde productiebeperkingen, maar de vraag naar olie is dit jaar gestegen naar recordniveaus. Voor het eerst in de geschiedenis consumeert de wereld meer dan 103 miljoen vaten per dag. De energietransitie mag dan volop aan de gang zijn, maar deze is nauwelijks zichtbaar in de statistieken. Nu kan driekwart van de wereld zich de luxe van de energietransitie niet veroorloven. Die zijn al lang blij dat ze beschikken over energie. Bovendien wijzen ze naar de westerse wereld die wel jarenlang mocht vervuilen, een recht dat zij nu ook hebben.

Bovendien is het ook nog eens het deel van de wereld dat sterk groeit en waar er veel energie gaat in investeringen op het gebied van infrastructuur en urbanisatie. De vraag naar olie wordt dit jaar nog getemperd door de Chinese economie. Die groeit niet alleen minder sterk dan verwacht, Chinezen verbruiken ook minder energie doordat er nog altijd veel minder gevlogen wordt, nog altijd een direct gevolg van de jarenlange lockdowns.

Dure duurzame hobby

Er is de afgelopen jaren volstrekt onvoldoende geïnvesteerd in de olieproductie. Onder invloed van centrale bankiers als Carney en Knot was het ‘not done’ om de vervuilende olie-industrie nog langer te financieren. Door de dreiging van ‘stranded assets’ zouden de kapitaalseisen voor het financieren van oliemaatschappijen ondraaglijk worden. Commerciële banken volgden de toezichthouders trouw.

Ook maatschappelijk hebben oliemaatschappijen het zwaar gekregen. Demonstraties voor de deur en op jaarvergaderingen zorgen ervoor dat werken bij een oliebedrijf tegenwoordig veel minder populair is dan in het verleden. Dat is inmiddels zo ver gevorderd dat zelfs al zouden oliemaatschappijen de productie willen opvoeren, ze eerst maar eens nieuw personeel moeten vinden. Door de publieke opinie geloven ook veel aandeelhouders dat er nog maar enkele jaren olie uit de grond zal worden gepompt. Die willen ook liever niet investeren. Door te stoppen met investeren schieten de kasstromen omhoog, allemaal geld dat naar de aandeelhouders kan. Voeg daarbij nog enkele rechterlijke uitspraken en de soms ronduit vijandige politiek, wat dat betreft is het verbazingwekkend dat er dagelijks nog 103 miljoen vaten olie worden geproduceerd.

De problemen op de oliemarkt worden versterkt door het feit dat er ook onvoldoende is geïnvesteerd in raffinaderijen. Jarenlang was er geen droog brood te verdienen in de raffinage van olie, maar de laatst tijd schieten de raffinagemarges door het dak. Voor de consument is dus de olieprijs veel hoger door deze raffinagemarges. Consumenten kopen immers geen ruwe olie, maar geraffineerde producten. 

Implosie alternatieve energie

Een relatief nieuw risico is dat bedrijven op het gebied van alternatieve energie het dit jaar bijzonder zwaar hebben. Toen de rente nog op nul procent stond was het geen probleem om alternatieve energie zwaar te subsidiëren, maar nu moeten zelfs overheden op de centen letten. Bovendien is er meer vraag naar kernenergie, ook een vorm van alternatieve energie. Dat komt ook omdat er nogal wat nadelen zitten aan zonne- en windenergie. De huidige infrastructuur is niet toegerust op dit sterk fluctuerende aanbod, terwijl juist door de oorlog in de Oekraïne en nu de onrust in het Midden-Oosten er veel valt te zeggen voor de leveringszekerheid van kernenergie.

Het enige nadeel van kernenergie is dat het wel even duurt voordat centrales daadwerkelijk gaan produceren. Rishi Sunak heeft echter besloten dat alternatieve energie uit is door de groene ambities te verlagen. Het lijkt een kwestie van tijd totdat Duitse autoproducenten zich melden in Berlijn om het verbod op fossiel aangedreven auto’s nog wat verder uit te stellen. Ook de energietransitie is door de gestegen rente immers een stuk duurder geworden. 

Groeiende macht OPEC

Een hogere olieprijs zorgt uiteraard voor meer inflatie, maar een hogere olieprijs zorgt er ook voor dat consumenten minder gaan besteden. Het zal niet de eerste keer dat een olieschok zorgt voor een recessie. Vergeleken met de jaren zeventig is energie een veel kleiner deel van de totale bestedingen. Wat dat betreft kunnen olieprijzen dus nog veel verder omhoog. In de afgelopen jaren is de macht van OPEC toegenomen. Eerst door samen op te trekken met Rusland, maar ook doordat de zogenaamde desinvesteringen van Westerse oliemaatschappijen niet veel meer waren dan de verkoop van velden aan oliemaatschappijen in handen van OPEC.

Het verleden leert dat de groeiende macht van OPEC uiteindelijk zorgt voor hogere olieprijzen. Bovendien hebben veel olieproducenten ook een hoge olieprijs nodig. In Saoedi-Arabië is er begrotingsevenwicht bij een olieprijs van 85 dollar per vat. Wat dat betreft is de olieprijs eigenlijk nog te laag.

Oliebedrijven laag gewaardeerd

Nu zijn oliebedrijven gerelateerd aan de huidige olieprijs laag gewaardeerd. Europese oliemaatschappijen zijn lager gewaardeerd dan Amerikaanse oliemaatschappijen. Dat komt onder andere doordat uitsluitend in Europa het fenomeen bestaat dat ‘overwinsten’ worden belast. Wie kijkt naar de aandelenkoersen van oliemaatschappijen sinds de Grote Financiële Crisis zal zien dat dit één van de slechtst presterende sectoren is geweest, onder meer door de sterke daling van de olieprijs nadat de marginale koper (China) en de marginale verkoper (Rusland) in 2014 een deal sloten op de helft van de toen geldende olieprijs.

Natuurlijk hielp de schalierevolutie ook niet. Bij elkaar was het winstmatig tien jaar ploeteren in de olie-industrie. Het is dan ook wel zuur dat wanneer er eindelijk eens wat te verdienen valt voor de aandeelhouders de Europese overheden deze winsten meteen afromen. Ook dit zorgt niet voor meer animo om te investeren in nieuwe productie. Het beste wat Europese oliebedrijven kunnen doen om waarde te genereren is zich te laten overnemen door Amerikaanse oliebedrijven. Vooral Warren Buffett opereert de laatste jaren aan de aankoopzijde waar het gaat om oliemaatschappijen, daar kan vast nog wel een Europese oliemaatschappij bij. 

Han Dieperink is chief investment strategist bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co. 

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Public
Article type
Column
FD Article
No