Het vertrouwen in de financiële sector is gemiddeld tot laag. Het lijkt er echter niet op dat een verplichte bankierseed voor alle bankmedewerkers dat vertrouwen significant zal opkrikken.
Sterker nog: een bankierseed waar laatdunkend over gedaan wordt door degene die hem moeten afleggen, kan zelfs averechts werken. Daar komt bij dat een niet serieus genomen bankierseed een negatieve uitstraling kan hebben op bijvoorbeeld de ambtseed.
Dat zeggen Tom Loonen (foto) van de Vrije Universiteit, tevens directeur private planning bij Insinger de Beaufort, en Mark Rutgers van de Universiteit van Amsterdam. Zij onderzochten onlangs in samenwerking met Fondsnieuws hoe adviseurs en consumenten aankijken tegen een bankierseed.
Gedragscode
Een eed werkt pas als je genoeg vertrouwen hebt opgebouwd. Loonen: ‘Een eed is een symbolische afsluiting, geen instrument om iets voor elkaar te krijgen. Er zal eerst echt stevig ingezet worden op opleidingen en op een serieus tuchtrecht. De eed is dan symbolisch en als het ware een eer om af te mogen leggen’
‘Een eed is een middel om iets te regelen dat je niet wettelijk kunt vastleggen’, zegt Rutgers, die gespecialiseerd is in de ambtseed. ‘Het gaat om de goede moraal.
Beluister hier het gesprek met Tom Loonen op Radio 1
Een eed voor alle bankmedewerkers
Beleidsbepalers en toezichthouders van financiële instellingen moeten sinds begin vorig jaar een eed afleggen waarin onder meer staat dat ze hun functie integer en zorgvuldig zullen uitvoeren en ze hierbij het klantbelang centraal zullen stellen.
Het kabinet wilde de eed uitbreiden naar alle medewerkers met klantcontact, maar op verzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) wordt de eed nu hoogstwaarschijnlijk verplicht gesteld aan alle bankmedewerkers. Van hoog tot laag. Dit laatste was toen het onderzoek plaatsvond nog niet bekend.
Als het aan de NVB ligt, verbinden bankmedewerkers zich door de eed af te leggen, aan een door de banken opgestelde gedragscode. Voor wie zich niet aan de code houdt, komt er tuchtrecht. De NVB houdt tot en met 9 mei een internetconsultatie over de plannen.
Vertrouwen in sector niet groot
Aan het onderzoek van Loonen en Rutgers namen via internet 806 respondenten (329 adviseurs en 477 consumenten) deel. Mensen werden onder meer via Fondsnieuws.nl en FD.nl opgeroepen aan het onderzoek deel te nemen. Ze konden zelf aangeven of ze consument waren of adviseur en kregen aan de hand daarvan andere vragenlijsten voorgelegd.
Uit het wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het vertrouwen van consumenten in de financiële sector niet bijzonder hoog is. Een vijfde van de ondervraagden geeft aan dat zijn vertrouwen in de financiële sector hoog tot zeer hoog is, de rest is neutraal of zegt dat zijn vertrouwen laag of zeer laag is.
Consumenten die aangeven vertrouwen te hebben in de financiële sector, zeggen dat dit vertrouwen verder zal toenemen als bankiers straks een eed gaan afleggen. Consumenten die geen of weinig vertrouwen hebben in de financiële sector geven echter aan dat een bankierseed het waarschijnlijk ‘alleen maar erger zal maken’.
Adviseurs pessimistischer over eed
Adviseurs zijn over de hele linie pessimistischer over de eed en het effect ervan. Kijk je naar alle ondervraagden dan is het vertrouwen dat een eed het vertrouwen in de financiële sector zal vergroten niet hoog.
Een schrale troost voor adviseurs is dat het vertrouwen van consumenten in de financiële sector hoewel laag, hoger is dan zij zelf denken. Ook geven consumenten aan dat zij weliswaar weinig vertrouwen hebben in de financiële sector in het algemeen, maar dat het met het vertrouwen in de eigen adviseur wel goed zit.
Over de deskundigheid en de integriteit van de eigen adviseur zijn de consumenten redelijk positief, in ieder geval positiever dan over de sector als geheel.
Eed is een betekenisloos gebaar
Over de hele linie zijn de ondervraagden niet erg onder de indruk van de bankierseed. De drie belangrijkste associaties die ze bij deze eed hebben zijn: ‘een politiek middel om het vertrouwen in de financiële sector op te krikken’, ‘een morele verplichting’, ‘maar ook een betekenisloos gebaar’.
Eerdere studies wijzen uit dat een serieuze publieke belofte positief bij kan dragen aan iemands status en motivatie. Een zekere vrijwilligheid is daarbij echter belangrijk.
Loonen: ‘We weten uit psychologisch onderzoek dat als mensen publiekelijk iets beloven, belangrijk is echter wel dat dit vrijwillig gebeurt, dat ze geneigd zijn zich hieraan de houden’. Een verplichte eed is in dit kader dus wel een probleem.
Gedragscode belangrijker
Van oudsher is de plechtigheid van een eedaflegging een groot goed, maar de respondenten in dit onderzoek geven opmerkelijk genoeg aan dat ze niet zoveel hechten aan de plechtigheid van de ceremonie. Veel belangrijker dan een eed vinden de ondervraagden een goede gedragscode en sancties voor bankiers die zich hier niet aan houden.
Rutgers: ‘Dit is ook logisch. Een eed is iets uit de middeleeuwen. Je ziet in de historie dat eden verdwijnen naarmate rechtstelsels zich verder ontwikkelen. Hij is bijna overal op zijn retour. In Nederland kennen we nog wel de ambtseed, de eed voor politici en voor rechters.’
‘En dan is nu ineens de eed uit de kast getrokken om het vertrouwen in de financiële sector te herstellen..? Er wordt vergeten dat een eed in een bredere context gezien moet worden en de eden die er zijn, vaak al een lange traditie hebben.’
Opmerkelijk is verder dat het plan nu is bankmedewerkers de eed tegenover hun leidinggevenden te laten afleggen, zij vertegenwoordigen immers niet de klanten die de bankiers centraal moeten stellen. De respondenten uit dit onderzoek geven de voorkeur aan een meer publieke afleggen, ten overstaande van de toezichthouder bijvoorbeeld.
De onderzoekers zullen binnenkort een wetenschappelijk artikel over het onderzoek publiceren. Fondsnieuws zal u hier tzt over informeren.