Als het aan DNB ligt, worden pensioenfondsdeelnemers volgend jaar wederom gekort. DNB negeert daarbij vermogensbeheerkosten van pensioenfondsen. Hetzelfde geldt voor het Ministerie van Sociale Zaken en voor de Pensioenfederatie. Die kosten zijn evenwel hoog en hangen bovendien niet samen met rendementen.
Daarnaast beleggen vermogensbeheerders in fossiele bedrijven die de aarde exploiteren en daarmee feitelijk vernietigen.
Maar eerst de kosten bezien. Jaarlijks rapporteert consultant LCP de pensioenfondskosten. In 2018 waren die 8,4 miljard euro, waarvan 7,5 miljard vermogensbeheerkosten en 1 miljard pensioenbeheerkosten. De kosten zijn daarmee gelijk aan 27 procent van de uitkeringen (30,6 miljard). Dat is veel en alleen daarom al zou men hopen dat er een verband is tussen vermogensbeheerkosten en fondsrendementen.
In 2018 is er geen verband, althans niet positief. Dit blijkt uit cijfers van DNB. De correlatie tussen vermogensbeheerkosten (inclusief transactiekosten) enerzijds en het rendement anderzijds is met -0,11 zelfs negatief. Dit is een gemiddeld (lineair) verband, waarbij geen rekening gehouden is met andere factoren die het rendement beïnvloeden. In een eerdere studie doe ik dit laatste wel voor 2015-2017, dan blijkt geen verband. Allicht hebben fondsen ook maar weinig invloed op het rendement. Maar alszo: waarom vermogensbeheerders betalen alsof ze dat wel hebben?
Waarom wordt een kwart van de premies uitgegeven aan vermogensbeheerders die daardoor niet aantoonbaar meer rendement halen? Wat de reden ook is, een hoog maatschappelijk verantwoorde gehalte van het beleggingsbeleid kan het niet zijn. Afgaand op het rapport Still Dirty, Still Dangerous, belegt ABP meer dan 10 miljard euro in de fossiele brandstoffensector. ABP blijkt met name vertrouwen te hebben in de winstgevendheid van Shell en Exxon Mobil. Die bedrijven kunnen echter alleen winst maken door de aarde op te warmen, de luchtkwaliteit te verminderen en de planten- en soortenrijkdom te reduceren. ABP spaart dus om ouderen er warmpjes bij te laten zitten door de aarde voor jongeren op te warmen. Dat is ironisch -en natuurlijk eigenlijk pervers.
Er is nog een reden om de aan de financiële sector overgemaakte 7,5 miljard euro af te wijzen. Met de vele fiscale vrijstellingen, met de verplichte deelname van bedrijven en deelnemers en met de staat als grootste werkgever is de pensioensector de facto publiek. Daarin passen geen salarissen met vijf, zes en zeven nullen. En natuurlijk past dat nog minder als het daarmee aangekochte beleggingsbeleid rendabel noch maatschappelijk verantwoord is.
Rest de vraag waarom pensioenfondsen zo ruimhartig zijn voor bankiers en beleggers. En waarom DNB en het Ministerie van Sociale Zaken onvermoeibaar pleiten voor het korten van deelnemers en niet inzetten op vermogensbeheerkostenreductie. Naar de motieven daarvoor kan men slechts gissen. Het zal toch niet zo zijn dat de banden tussen deze instellingen en de financiële sector al te innig zijn?
David Hollanders studeerde geschiedenis, econometrie en economie. Hij promoveerde op het onderwerp pensioenen. Momenteel doceert hij politieke economie aan de Universiteit van Amsterdam. Dit commentaar is deze week ook verschenen in de derde editie van Fondsnieuws Institutioneel, een uitgave gericht op pensioenbestuurders en - beleggers.