Private markten zijn geëvolueerd van een niche naar een mainstream beleggingsstrategie, en deze verschuiving transformeert portefeuilles wereldwijd. Het navigeren door deze steeds drukkere ruimte vereist een scherpe focus op waarde in plaats van kosten, aldus Duncan Lamont, hoofd strategisch onderzoek bij Schroders.
Jarenlang waren private markten het domein van institutionele beleggers met diepe zakken en langetermijnhorizons. Nu, dankzij de opkomst van semi-liquide producten zoals de Europese Langetermijninvesteringsfondsen (Eltifs), worden ze toegankelijker. Toch blijven veel beleggers aarzelen vanwege zorgen over illiquiditeit.
‘Veel mensen overschatten hun behoefte aan liquiditeit’, aldus Lamont. ‘Mensen worden bang van illiquiditeit, maar eigenlijk denk ik dat veel mensen een grotere tolerantie hebben voor private activa dan ze aanvankelijk beseffen.’
Volgens Lamont hebben langetermijnbeleggers, zoals pensioenfondsen of zelfs particulieren met lange beleggingshorizons, vaak meer capaciteit om illiquiditeit te accepteren dan ze denken. Deze mindset-verandering is volgens hem cruciaal, aangezien publieke markten krimpen.
‘We mogen niet vergeten dat veel van deze activa zeer kasgenererend zijn’, voegde hij eraan toe. ‘Ja, private equity zet je kapitaal voor langere tijd vast. Maar private debt levert juist gezonde inkomsten op. Een van de belangrijkste voordelen van private debt is dat je meer inkomen kunt genereren dan in de publieke markten, vooral in sectoren zoals hernieuwbare energie, zeer kasgenererende infrastructuur.’
Dry powder: overvol, maar niet overal
Ondanks de populariteit van private markten, heeft de overvloed aan ongeïnvesteerd kapitaal, of “dry powder”, geleid tot zorgen over overbevolking, met name in largecap buyouts. Recordbedragen aan kapitaalverhoging in deze sector hebben de angst gewekt dat overmatig kapitaal de waarderingen opdrijft en toekomstige rendementen comprimeert.
Maar Lamont benadrukt dat dit probleem niet uniform is in private markten. ‘Het drypowder-probleem is het meest prominent bij largecap buyouts, maar als je dieper graaft, vind je gebieden zoals small- en midcap buyouts, vroegefase-venturecapital en activagebaseerde financiering die minder druk zijn en nog steeds aantrekkelijke kansen bieden.’
Schroders richt zich bewust op deze minder bekende gebieden, legt Lamont uit. Vooral kleinere buyouts bieden operationele verbeteringen die grotere bedrijven, die al meerdere rondes van private-equity-eigendom hebben doorgemaakt, niet meer kunnen realiseren. ‘De eerste private-equity-eigenaar van een familiebedrijf kan vaak operationele verbeteringen doorvoeren die grotere bedrijven niet kunnen. En bij de exit kun je vaak verkopen aan de largecap buyout-markt, die profiteert van het overtollige kapitaal daar.’
Van kosten naar waarde
Een grote zorg die Lamont heeft, is de overmatige nadruk van de industrie op het verlagen van kosten, soms ten koste van kwaliteit. ‘Private markten hebben consequent beter gepresteerd dan publieke markten, zelfs na aftrek van kosten, maar alleen focussen op kosten kan die waarde ondermijnen.’
Voor Lamont is het beheren van private activa het summum van actief management. Het gaat om veel meer dan alleen het selecteren van aandelen. Venture capital managers zitten bijvoorbeeld in de raden van start-ups en sturen strategie en groei. Deze betrokkenheid rechtvaardigt de hogere kosten, maar volgens Lamont zijn de rendementen die kosten meer dan waard.
Toekomst van private markten
Vooruitkijkend ziet Lamont private markten verder groeien, terwijl de kansen in publieke markten afnemen. ‘Het aantal beursgenoteerde bedrijven is al jaren aan het dalen, vooral in ontwikkelde markten. Naarmate private kapitaal, bedrijven in latere groeifases blijft financieren, zullen publieke markten een kleiner deel van het bedrijfsuniversum vastleggen. Beleggers die zich alleen op publieke markten richten, zullen belangrijke kansen mislopen.’