Private banken worstelen met de manier waarop ze de duurzaamheidsvoorkeuren van hun klanten moeten bepalen. Vooral omdat de daarvoor vereiste gemeenschappelijke definities en data ontbreken. ‘De nieuwe wetgeving moet zich nog uitkristalliseren, terwijl de sector wel de regels moet implementeren.’
Sinds 2 augustus 2022 zijn de duurzaamheidsbepalingen onder Mifid 2 van kracht. Dat betekent dat ondernemingen die vermogensbeheer of beleggingsadvies aanbieden, verplicht zijn om ook duurzaamheidsvoorkeuren, -factoren en -risico’s standaard mee te nemen in hun geschiktheidstoets. De implementatie van deze nieuwe regels gaat moeizaam, zo blijkt uit onderzoek van Oxford Risk onder vermogensbeheerders in Europa.
Veel vermogensbeheerders begrijpen de regels niet, hebben geen systematische methode om de duurzaamheidsvoorkeuren van klanten in kaart te brengen en hebben hiervoor ook niet de juiste tools. Ongeveer drie op de vier geeft toe dat ze grotendeels op klanten vertrouwen om hen te vertellen wat hun geschikte risiconiveau is.
Weinig ESG data
Vincent Triesschijn, Global Head ESG and Sustainable Investing ABN Amro, herkent dat er veel uitdagingen zijn rondom de uitvraag van duurzaamheidsvoorkeuren bij retailklanten. Hij wijst daarbij op de beschikbaarheid van data en classificatie van diensten en producten. Ook zijn er uitdagingen op het gebied van processen en product governance. ‘Gelukkig heeft ABN Amro de omvang, capaciteit en middelen om deze processen op een degelijke manier in te regelen en vast te leggen en klantvoorkeuren te monitoren’, zegt Triesschijn. ‘Maar uitdagingen die voor de hele sector gelden zijn ook op ons van toepassing, bijvoorbeeld de beperkte beschikbaarheid van duurzaamheidsinformatie en ESG data over bedrijven waar wij in beleggen.’
Volgens wet- en regelgeving moeten klanten zelf bepalen wat hun voorkeuren zijn, financiële instellingen mogen daarbij niet sturend zijn, maar dienen klanten vanzelfsprekend wel te voorzien van de juiste en begrijpelijke informatie, aldus Triesschijn. ‘Hiervoor hebben wij bijvoorbeeld een brochure opgesteld die door onze klanten positief wordt ontvangen.’
Ook Wieke Maarleveld, director productontwikkeling bij Van Lanschot Kempen, ziet knelpunten bij het uitvragen van duurzaamheidsvoorkeuren. ‘Wij herkennen de complexiteit van de nieuwe duurzaamheidsbepalingen. Het gaat om nieuwe wetgeving die zich in de praktijk moet uitkristalliseren, terwijl de sector de regels al moet implementeren.’
Bovendien had ook Van Lanschot Kempen niet de tools en systematische methode om de uitvraag te doen en dit te verwerken in de geschiktheidstoets. ‘Inmiddels hebben we de uitvraag van duurzaamheidsvoorkeuren volledig geïmplementeerd in de bestaande tooling waarmee we de doelstellingen en risicohouding van onze klanten in kaart brengen. Daarnaast hebben we de IT-infrastructuur zodanig aangepast dat we ook op basis van nieuwe duurzaamheidsdata continue kunnen toetsen of alle beheer- en adviesportefeuilles nog voldoen aan de duurzaamheidsvoorkeuren van de klanten. Dat was best een complex project dat we in relatief kort tijdbestek hebben kunnen afronden’, aldus Maarleveld.
Uniforme definities
Mark Buitenhuis, managing director private banking regio’s bij Van Lanschot Kempen, geeft aan dat de private banking klanten online hun duurzaamheidsvoorkeuren kunnen aangeven, maar dit wordt ook meegenomen in de persoonlijke gesprekken die de private bankers geregeld met hun klanten voeren. Buitenhuis: ‘Het is voor klanten namelijk niet altijd duidelijk wat er nu wordt bedoeld, want de wetgeving en uitvraag zijn tamelijk ingewikkeld. Voor zowel de klant als de private banker is een persoonlijk gesprek plezierig, omdat duurzaamheid tegenwoordig een belangrijk onderwerp is. Voorafgaand aan de vragen die ze krijgen, hebben we onze klanten een brochure opgestuurd. Daarin leggen we onder meer uit wat de verschillen zijn in duurzaamheidsprofielen en welke beleggingsconcepten passend zijn bij een bepaalde duurzaamheidsvoorkeur.’
Net als ABN Amro vindt ook Maarleveld het gebrek aan ESG-data een uitdaging. ‘De duurzaamheidsdata waarvan de sector gebruik wil maken is nog in ontwikkeling. Daar komt bij dat er ook een gemeenschappelijke taal nodig is. Wat is nu precies duurzaamheid? De wetgever geeft een algemene definitie en aanbieders van beleggingsproducten kunnen daar vervolgens zelf handen en voeten aan geven. Ze mogen ook zelf de data kiezen die ze daarvoor gebruiken. Uiteindelijk moet er een gemeenschappelijke taal zijn, zodat klanten niet appels met peren vergelijken’, zegt Maarleveld.
Buitenhuis voegt daaraan toe dat sommige definities die Van Lanschot Kempen op basis van wet- en regelgeving vaststelt voor klanten relatief nieuw zijn. ‘Welk percentage duurzame beleggingen is bijvoorbeeld gewenst? Dat is voor klanten niet altijd duidelijk. Een percentage van 30 procent duurzame beleggingen, wat zegt dat precies? Er is duidelijk behoefte aan uniforme definities en wij verwachten dat die er de komende jaren ook zullen komen.’
Onderzoek AFM
In een schriftelijke reactie zegt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de naleving van de geschiktheidsnormen in het kader van duurzaamheid belangrijk te vinden. Beleggers moeten volgens de toezichthouder toegang krijgen tot een duurzaam productaanbod dat past bij hun duurzaamheidsbehoeften. Daarom is de AFM vorig jaar een onderzoek gestart naar de naleving van dit onderwerp. Doel is om beeld te krijgen waar ondernemingen staan in het uitvragen van duurzaamheidsvoorkeuren in de geschiktheidstoets en op welke punten verbetering nodig is.
Hiertoe is een marktbreed self-assessment verstuurd met vragen die ondernemingen moeten beantwoorden over de naleving van de geschiktheidsnormen in het kader van duurzaamheid. Naast het self-assessment heeft de AFM met een aantal ondernemingen verdiepende gesprekken gevoerd. Het doel hiervan is meer zicht krijgen op de concrete stappen die ondernemingen in de praktijk al gezet hebben om duurzaamheidsvoorkeuren in de geschiktheidstoets mee te nemen. De AFM verwacht in het tweede kwartaal haar marktbrede inzichten uit het onderzoek te publiceren.