Niets staat nu hoger op de prioriteitenlijst van Achmea Investment Management dan de voorbereiding op het nieuwe pensioenstelsel. De regering heeft de deadline voor de livegang alvast met rode pen in de agenda genoteerd voor 2027. ‘Het is de grootste verbouwing sinds de introductie van het stelsel. Er is echter wel een serieus risico van filevorming en dat men dan gaat dringen om als eerste in het wagentje van de achtbaan te kunnen gaan zitten.’
Jacob de Wit (foto), CEO van Achmea Investment Management, zegt dat in antwoord op een vraag van Investment Officer naar de implementatie van het nieuwe pensioenstelsel. Daarin bevestigt hij dat er inderdaad een opstopping dreigt, zoals een expertgroep recent in een onderzoek van bewaarbank Caceis heeft gewaarschuwd. Experts van Achmea IM hebben aan die analyse meegewerkt.
‘Ja, als de wetgeving rond is, dan komt het aan op de implementatie. Dan moet je op een vastgestelde moment als pensioenfonds overstappen naar een nieuwe regeling en invaren. Wij bereiden ons daar al lang op voor. Er moeten namelijk heel veel keuzes worden gemaakt. Daarover hebben we intensief contact met onze klanten. De aard van het stelsel, zoals het werken met leeftijdscohorten, lifecycles en individuele opbouw van pensioenvermogen, maakt dat de samenwerking in de keten (pensioenfonds, pensioenuitvoerder en vermogensbeheerder, red) zelfs nog intensiever zal worden.’
‘Het vereist ook dat we op tijd starten. Want het kost echt tijd om van A naar B te komen. We moeten dat niet onderschatten, vandaar onze oproep in het rapport van Caceis. Wij vinden nog steeds dat wat er bij vermogensbeheerders moet gebeuren en wat zij moeten doen voor hun klanten niet moet worden onderschat. De neiging is nog steeds te denken dat dit het feestje is van de pensioenuitvoerders. Dat het wel meevalt.’ Ten onrechte, waarschuwt De Wit in een gesprek met Investment Officer.
‘Er is niet één regievoerder’
Lang was het idee bij ministeries en sociale partners dat op één van te voren bepaald moment alle fondsen tegelijkertijd zouden overgaan naar het nieuwe stelsel. Maar dat wordt door de sector in toenemende mate als een risico gezien, zeker nu politiek en sociale partners treuzelen met bepaalde keuzes.
‘Als de wetgever blijft vertragen, dan wordt de “window of opportunity” kleiner en dan komt er een moment dat het aan de achterkant later wordt. We moeten dan bij voorbeeld met elkaar bepalen wie wanneer overgaat. Partijen hebben de neiging dit te onderschatten, ook al is het niet bewust. Kijk maar naar de grote IT-projecten uit het verleden, of naar de bouw van een metro, of van sluizen. Het is niet vanzelfsprekend dat het perfect loopt’, stelt De Wit, die sinds 2016 de topman van Achmea Investment Management is, en met zijn team een stijging van het beheerd (klant)vermogen in vijf jaar bewerkstelligd heeft van pakweg 100 naar 200 miljard euro.
‘In eerste aanleg was het: iedereen gaat in een bepaald jaar op 1 januari over. Maar de wetgeving geeft wel degelijk de mogelijkheid om het op andere momenten in het jaar te doen. Dan heb je wel te maken met gebroken boekjaren, en heb je andere zaken te regelen. Dat heeft dan bij voorbeeld gevolgen voor het jaarverslag, voor de accounting. Daar zitten nadelen aan, maar ook voordelen. We denken echter wel dat het kan.’
Op de vraag wie eigenlijk de regie heeft in deze gigantische verbouwing, zegt De Wit: ‘In alle eerlijkheid, er is niet één regievoerder. Er zijn meerdere stakeholders, meerdere partijen, meerdere dynamieken. De centrale vraag is wel: wat is maakbaar voor de sector als geheel? Punt is, en dat is logisch, iedereen start vanuit zijn eigenbelang. Maar we moeten met z’n allen zorgen dat al die individuele wensen niet tot een collectieve onuitvoerbaarheid leiden. Want dat werkt niet.’
De Wit stelt dat uiteindelijk de besturen van de pensioenfondsen de eindverantwoordelijkheid dragen naar hun deelnemers toe hoe men van A naar B komt. ‘Maar daarbij steunen ze wel op diverse partijen, waaronder ons. Daarbij zit niemand te wachten op dat het niet goed gaat.’
Prioriteit: het “unitizen” van de mandaten
Een ander thema dat Achmea IM in deze fase belangrijk vindt, zo benadrukt De Wit, is dat naar de huidige inschatting een deel van de pensioenfondsen bij de keuze uit de twee mogelijke premieregelingen – de solidaire- en de flexibele pensioenovereenkomst– misschien toch voor de eerste optie zal kiezen, waar aanvankelijk meer voorkeur naar de tweede optie leek uit te gaan.
Lifecycles gaan sowieso een belangrijke rol spelen. Dat betekent dat er in dat geval een individuele beleggingsadministratie gevoerd moet worden. Dat heeft aanzienlijke gevolgen. Het betekent namelijk dat vermogensbeheerders moeten overgegaan op zogenoemde “unitization”. Dat betekent dat er vanuit het collectieve beleggingsmandaat gewerkt wordt met units en dat de koers per unit berekend moet worden om iedere individuele deelnemer voortdurend te kunnen informeren over de waarde van zijn of haar opgebouwde (pensioen)vermogen.
De Wit vertelt dat Achmea IM in staat is tot het ontwikkelen en leveren van dergelijke beleggingsoplossingen, zoals het nu ook al doet voor specifieke pensioenfondsen. ‘Wij zijn vertrouwd met die techniek en die methodiek. We doen dit al bij enkele van onze klanten en voor de DB- en DC-regelingen van het Centraal Beheer APF.’ Volgens De Wit is het een select gezelschap van partijen die deze kennis in huis heeft. ‘Dat geldt in ieder geval voor ons. Dat heeft te maken met onze ontstaansgrond. Wij zijn immers uit deze sector voortgekomen.’
Focus op meer schaalbaarheid
Een ander punt dat De Wit benadrukt in de route naar de toekomst betreft het belang van schaalbaarheid. ‘Wij hebben uit hoofde van onze langere termijnstrategie gekozen om zoveel mogelijk te focussen op onze kerncompetenties en op het schaalbaar maken van onze dienstverlening’, vervolgt De Wit. ‘Daarom willen we grote delen van de beleggingsadministratie en de uitvoering van operationele processen onderbrengen bij een asset service provider die daar vanwege zijn schaal en focus beter in is. Vaak zijn dat soort partijen gelinkt aan een custodian. Dat gebeurt dan echter wel onder auspiciën van ons, want wij zijn en blijven bij een uitbesteding als fiduciair verantwoordelijk.’
De keuze van Achmea IM om scherp te kiezen waar men én waarde kan toevoegen én geld kan verdienen, is goed te begrijpen. Het operationeel resultaat van de asset manager over het boekjaar 2021 is niet meer dan 4 miljoen euro, tegen 12 miljoen in 2020. De reden is dat de in Zeist gehuisveste partij veel investeringen doet in zowel IT als in mensen. Doel daarbij is voor Achmea IM om goed op de toekomst - in casu het nieuwe pensioenstelsel en duurzaamheidswetgeving - te zijn voorbereid.
‘Ja, daarom zetten we in op meer schaalbaarheid, met het doel faire marges te behalen, want ook dat is belangrijk. Dat het rendement nu relatief laag is, heeft twee oorzaken: wij zijn actief in het deel van de vermogensbeheermarkt waar de marges het laagst in de hele sector zijn. Dat is geen geheim. Voor pensioenfondsen en hun deelnemers is dat een prettige bijkomstigheid. Tegelijkertijd is dat operationele resultaat ook een gevolg van hogere kosten en dat wij serieus in de toekomst blijven investeren. Daarvoor is een gezonde winstmarge belangrijk, niet vanuit winstmaximalisatie, wel vanuit continuïteit. We schrijven deze investeringen niet af of activeren we ze ook niet, maar gaan ze ten koste van het resultaat. Tegelijkertijd weet ik absoluut zeker dat de pensioenfondsen een groot belang hechten aan de continuïteit van fiduciair managers in Nederland.’
Nu het pensioenstelsel steeds meer verschuift van Defined Benefit naar Defined Contribution, tekent zich in de financiële sector alsmaar duidelijker een hybride markt af, waarin niet alleen pensioenfondsen en verzekeraars hun (pensioen)producten en diensten aanbieden, maar ook banken, platforms en zelfs onafhankelijke vermogensbeheerders. Duidelijk wordt echter wel dat partijen als Achmea, met het APF van Centraal Beheer, in tegenstelling tot aanbieders als banken en onafhankelijke vermogensbeheerders om klanten met – bij voorbeeld - belegbare vermogens tot zo’n 2,5 miljoen euro, in staat zijn om real assets aan hun (DC-)strategieën toe te voegen. Het gaat dan om infrastructuur, grondstoffen, maar ook private equity en andere private markets strategieën. Deze kunnen ook in een life-cycle product worden opgenomen. Dat zijn bouwstenen die voor de grote pensioenfondsen vanuit het analysemodel, dat wil zeggen vanuit de gevoeligheid voor rente, inflatie of rendement al worden ingezet. De Wit: ‘Die bouwstenen komen weliswaar uit DB voort, maar je kunt ze ook in life cycle-producten inbrengen. Het past in het liquiditeits- en risicobeleid van dergelijke producten. Ik zie dan ook geen enkele reden waarom je rendementen van illiquide assets geen plek kan geven in flexibele premieregelingen.’