
Met de aanstaande COP26 Climate Change Conference in Glasgow neemt de druk op pensioenfondsen op om de beleggingsportefeuilles te vergroenen. Gelijktijdig wordt de discussie omtrent fossiele beleggingen scherper. Maar wat is de beste roadmap daartoe: uitsluiten of engagement? Pensioenfonds PME kiest voor optie 1, asset manager PGIM spreekt zich expliciet voor optie 2 uit.
PME: desinvesteren logisch
Daan Spaargaren, strateeg verantwoord beleggen bij PME, het eerste Nederlandse pensioenfonds dat alle fossiele investeringen van de hand doet, noemt de beslissing om te desinvesteren een ‘logische vervolgstap in het klimaatbeleid van het fonds’. De vrijgekomen activa zullen worden belegd in bedrijven die de energietransitie bevorderen, aldus Spaargaren.
‘Engagement kan geen rechtvaardiging zijn voor het belegd blijven in bepaalde bedrijven. We hebben bij olie- en gasbedrijven de afgelopen jaren niet genoeg resultaten gezien als gevolg van onze engagement-inspanningen’, zegt hij.
Volgens de strateeg reageren veel vervuilers te traag en ontbreekt het nog altijd een besef van urgentie. ‘De ambities die fossiele bedrijven ten aanzien van schone energie uitspreken gaan over het volgende decennium, niet over dit decennium, terwijl we allemaal weten dat nu de grootste stappen gezet moeten worden. Er is geen tijd te verliezen.’
Het opschonen van de portefeuille door PME luidt een tijdperk in waarbij bedrijven harder worden afgerekend op de geloofwaardigheid van hun transitieplannen. De factor engagement is bij absentie van een toekomstbestendige businesscase over een termijn van tien jaar geen reden meer om een bedrijf in portefeuille te houden volgens het pensioenfonds.
PGIM: sector uitsluiten lost niks op
Volgens Anna de Jong, hoofd Benelux en Scandinavië bij PGIM Fixed Income, is het uitsluiten van bedrijven, en dus het afzien van engagement, een kwalijke zaak. De CO2-voetafdruk van beleggingsportefeuilles staat volgens haar centraal in veel gesprekken die PGIM, een van de grootste Amerikaanse vermogensbeheerders ter wereld, met cliënten in Nederland en de rest van Europa voert.
In vastrentende waarden, stelt de Jong, heeft desinvestering een direct en onmiddellijk effect op de obligatiespread van de emittent, waardoor het aantrekken van toekomstig kapitaal onmiddellijk duurder wordt.
‘Het afstoten van individuele emittenten met een slechte ESG-rating mag echter niet worden verward met het uitsluiten van een hele sector. Een focus op alleen de aanbodzijde van fossiele brandstoffen negeert het belang van de vraagzijde.
Uiteindelijk wordt het duidelijk dat veel sectoren een grote rol te spelen hebben in het bereiken van “netto nul”. De uitdaging wordt nog groter als we ook andere dringende ESG-kwesties in aanmerking nemen, zoals mensenrechten en biodiversiteit, om er maar een paar te noemen.’
PGIM Fixed Income beoordeelt liever individuele emittenten van schuldpapier dan hele sectoren. Dat wil volgens de Jong niet zeggen dat er nooit sprake is van uitsluiting.
‘Emittenten met achterblijvende prestaties en zonder geloofwaardige inspanningen om te verbeteren sluiten we uit, ongeacht de sector waarin ze actief zijn. Maar dit probleem leent zich niet voor een eenvoudige, op regels gebaseerde aanpak - het vereist een actieve, fundamentele analyse.’ Bovendien kunnen er volgens De Jong kansen liggen voor de energiesector in een overgang naar net zero.