Toen Robeco het Rorento-fonds in 1974 lanceerde, was het een van de eersten in zijn soort. Ook toen was het al een wereldwijd beleggend obligatiefonds, maar in de loop der tijd is er wel veel veranderd.
Dat zegt Kommer van Trigt, de huidige fondsmanager van het Rorento-fonds van Robeco dat woensdag zijn 40 jarig bestaan viert. ‘Er zijn bijvoorbeeld verschillende deelsegmenten bijgekomen.’
In de begin tijd zat het fonds vooral in staatsleningen uit Europa, maar ook wel uit Australië en Nieuw Zeeland, zegt hij (zelf zit hij vanaf 2011 op de bok).
‘We belegden ook wel in bedrijfsleningen, maar die waren veel minder dominant. Credits hebben een geweldige ontwikkeling doorgemaakt die in Europa werd versneld door de invoering van de euro. Toen ontstond er echt een grote markt. Wij zijn daar ook ingesprongen.’
De verhouding tussen staatsobligaties en bedrijfsobligaties is momenteel ongeveer 50-50 binnen het fonds, maar deze verdeling zegt volgens Van Trigt niet zoveel. Het is bijvoorbeeld nogal een verschil of je staatsobligaties van kernlanden bezit of van landen uit de periferie van de eurozone.
Periferie
Rorento is de laatste jaren al fors belegd in de periferie van de eurozone, al heeft Van Trigt die positie pas geleden wel wat teruggebracht. ‘De spreads liepen in’, verklaart hij, ‘waardoor er minder compensatie werd geboden voor het extra risico’.
Hij bracht zijn positie in de periferie terug van 30 procent van het fondsvermogen naar 20, nog altijd een flinke positie.
‘In het begin zaten we daar vooral met korte looptijden. Inmiddels hebben we dat wel wat opgeschoven richting de 5 tot 10 jaar’, zegt Van Trigt. ‘We zitten fors in staatsobligaties uit Italië, Spanje en Ierland, veel minder in bedrijfsobligaties. De rente op credits uit de periferie is momenteel lager dan die op staatsobligaties.’
Van Trigt wijt dit aan het feit dat er zoveel creditfondsen bij zijn gekomen. Dat heeft de vraag naar credits uit de periferie opgedreven, waardoor de rente gedrukt wordt.
Kernlanden
Vanwege het afbouwen van de periferie-positie zit Van Trigt tijdelijk wat meer in staatsobligaties van kernlanden. Zei obligatiebelegger Michael Hasenstab van Franklin Templeton onlangs nog dat er niets meer te halen is bij obligaties van de Europese kernlanden en de VS, volgens Van Trigt ligt dat wat genuanceerder.
‘Je moet echt kijken naar de duratie’, zegt hij. ‘Voor onze hele portefeuille zitten wij nu onder de 4 jaar. Dat is behoorlijk lager dan de referentie-index.’ Hiermee is het fonds gepositioneerd voor een geleidelijke rentehoging.
In het Verenigd Koninkrijk verwacht hij die het eerst. ‘Daar hebben we dan ook alles verkocht. In de Verenigde Staten zijn wij vooral voorzichtig met leningen met looptijden tussen de 3 en de 7 jaar. Die zitten middenin de rentecurve’, zegt hij, ‘en zijn dus het meest gevoelig voor renteveranderingen. We hebben of kortere of langere’.
Strategie-wijziging
In 2010 werd de strategie van het fonds aangepast. Besloten werd bij het bouwen van de portefeuille niet meer uit te gaan van de benchmark, maar alleen nog van eigen overtuigingen. De benchmark wordt nu alleen nog gebruikt om het rendement tegen af te zetten.
‘Wat de invulling van de portefeuille betreft zijn we heel flexibel’, zegt Van Trigt. ‘Wij kunnen bijvoorbeeld ook helemaal uit een bepaald deelsegment stappen.’
Om te voorkomen dat het risico te hoog wordt – het uitgangspunt is kapitaalbehoud - moet de volatiliteit van het fonds op jaarbasis binnen de 2 en 6 procent blijven. Momenteel ligt deze rond 4 procent, aldus Van Trigt.
Om dit voor elkaar te krijgen, wordt het valutarisico over het algemeen afgedekt, al is er ook ruimte voor valuta-posities. ‘Sinds zo’n 7 weken spelen wij bijvoorbeeld in op het verzwakken van de euro.’
Sinds de lancering van het fonds in 1974 is het geannualiseerde netto-rendement zo’n 7 procent, maar als gevolg van de gedaalde rentes is dit wel minder geworden.
Op 5 jaarsbasis staat het fonds op 5,96 procent, waarmee het de referentie-index voorblijft, op 3 jaarsbasis komt het rendement op 4,44 procent (gelijk aan de benchmark) en op 1 jaarsbasis staat het fonds nu op 2,77 procent, waarmee het achter blijft bij de benchmark.
Actief versus passief
Dat het fonds momenteel wat achterblijft is volgens Van Trigt geen reden een tracker te kopen in plaats van dit fonds. ‘Juist niet, wij positioneren ons op een geleidelijke renteverhoging. Daardoor lopen we nu misschien wat rendement mis, maar dat komt later wel weer terug.’
De veel besproken grote rotatie uit obligaties naar aandelen, ziet Van Trigt nog niet. Maar de testcase daarvoor zal volgens hem het moment zijn dat de Fed of de Bank of England de korte rente normaliseert. Zover is het nog niet.
Rorento zelf heeft het afgelopen jaar wel wat beheerd vermogen verloren. Het fonds liep terug van bijna 2 miljard naar zo’n 1,4 miljard. Maar dit is volgens Van Trigt niet het gevolg van het actief terugtrekken van geld, maar van aflopende levensverzekeringspolissen.
Om ook de komende 40 jaar concurrerend te blijven is het volgens Van Trigt van groot belang dat het fonds blijft inspelen op veranderingen in de markt.
Je ziet nu dat bedrijfsobligaties uit opkomende markten steeds belangrijker worden. Rorento zit daar nu ‘nog maar’ voor 5 procent van het fondsvermogen in, maar dit zou wel eens veel groter kunnen worden.