
Pensioenfondsen beleggen risicovoller sinds 2008. Daarbij wordt vooral ingezet op meer regionale diversificatie, terwijl ook substantieel meer wordt belegd in alternatieve beleggingen. Kind van de rekening: binnenlands schuldpapier. Dat blijkt uit het onderzoek “How do Public Pension Funds Invest, Global Asset Allocation before the Pandemic” van State Street Global Investors (SSGA).
Daarin is gekeken naar de asset allocatie van 18 publieke pensioenfondsen (PPF’s) in de periode 2009-2019, waaronder één Nederlandse partij. Deze 18 pensioenfondsen zijn samen goed voor 7900 miljard dollar van het wereldwijde beheerde pensioenvermogen. Elliot Hentov, hoofd beleidsonderzoek van SSGA, stelt dat de fondsen zichzelf langere termijn rendementsdoelen stellen van 6 tot 8 procent.
Over de hele linie beschouwd worden die doelen gehaald, maar de verschillen onderling zijn aanzienlijk. Voor een deel worden die veroorzaakt door uiteenlopende wet- en regelgeving op nationaal niveau. Deze zorgen voor beperkingen in de asset allocatie van publieke pensioenfondsen in tegenstelling tot – bij voorbeeld - DC-fondsen.
Meer risicovolle assets
SSGA stelt dat vooral Canadese en Scandinavische pensioenfondsen al relatief ver zijn in de diversificatie van hun assets. De laatste jaren laten ze bovendien zien dat ze minder wijzigen in de strategische asset allocatie, wat er volgens SSGA op wijst dat zij een evenwicht hebben gevonden dat naar tevredenheid werkt.
In algemene zin stellen de onderzoekers dat er sinds de crisis van 2008, die gepaard ging met negatieve rentes en kwantitatief beleid, een trend is ingezet naar meer risicovolle assets. Zo is de weging naar binnenlandse fixed income en naar cash afgebouwd en is de weging naar buitenlandse obligaties en aandelen verhoogd.
Opvallend is dat vooral Aziatische fondsen voorop gaan in de trend tot diversificatie. Zij beleggen volgens SSGA nog maar voor een zesde in staatsobligaties van eigen bodem. Tien jaar geleden was dat nog 25 procent. Daarentegen hebben ze hun exposure naar emerging market debt en naar high yields aanzienlijk verhoogd. De weging naar aandelen in de portefeuille is in diezelfde periode verhoogd van 27,5 naar 32,4 procent.
Alternatieve beleggingen
Een andere trend die door het onderzoek wordt bevestigd, dat is dat de weging naar alternatieve beleggingen fors hoger is: van gemiddeld 11 naar 20 procent. Overigens zijn de verschillen tussen de onderzochte pensioenfondsen aanzienlijk: 4 van de 18 hebben überhaupt geen exposure naar alternatives. Ander opvallend punt is dat het aandeel van vastgoed in de asset allocatie gaandeweg aan belang verliest. In 2018 was vastgoed nog goed voor 6 procent in de totale portefeuille, hetgeen fors hoger is geweest.
Daarentegen winnen private equity, private debt en infrastructuur snel aan betekenis. Deze illiquide beleggingen zijn aantrekkelijk, omdat ze doorgaans een return on investment laten zien die fors hoger is dan wat in de publieke markten behaald kan worden.
Opvallend is ook – vooral onder Europese pensioenfondsen – dat de bereidheid toeneemt om de weging naar hedgefondsen te vergroten. Dit percentage is tussen 2008 en 2018 gestegen van 0,9 naar 2,2 procent. Toch heeft Elliot Hentov van SSGA niet de verwachting dat de pandemie tot wezenlijke wijzigingen in de strategische asset allocatie van pensioenfondsen zal leiden.