Aandelen en obligaties waren lang goed werkende communicerende vaten in de traditionele 60/40 portefeuille. Maar anno 2022 is er sprake van een groot demasque, vanwege de stevige correlatie tussen de twee. Sommige beleggers halen hun schouders over de discussie tussen de vakbroeders op. ‘Er is een prima alternatief: private debt. Het biedt zelfs bescherming tegen dalende aandelen én hogere rentes.’
Dat zegt Richard Abma, CIO van OHV Vermogensbeheer. Hij doelt op alternatieve beleggingen, in het bijzonder private debt. ‘Geld dat obligatiemarkten verlaat bij hogere rentestanden, vloeide traditioneel terug naar aandelenmarkten, ‘maar dat gebeurt niet meer’, vertelt hij in gesprek met Investment Officer.
‘Omdat de rente - die functioneert als verdisconteringsfactor van de toekomstige winsten die een bedrijf biedt - met een schok omhoog gaat, daalt de waardering van een aandeel. Het communicerende vat van die 60/40 verdeling werkt dus niet meer, terwijl de vastrentende activa juist de hoeksteen zijn van je portefeuille.’
Aangezien de traditionele 60/40 portefeuille volgens Abma niet meer ‘lekker werkt’, is het tijd voor alternatives. Nieuw is dat idee overigens niet, vertelt hij.
“Endowment model”
‘David F. Swensen, de voormalige, legendarische, maar inmiddels overleden CIO van Yale University, schreef in het jaar 2000 al in zijn boek Pioneering Portfolio Management dat beleggers zouden moeten uitwijken naar alternatieve beleggingen’, zegt Abma.
Omdat meerdere universiteiten in de VS het voorbeeld van Swensen volgden, is zijn strategie - waarbij minimaal wordt gealloceerd naar traditionele Amerikaanse aandelen en obligaties en meer naar alternatieve beleggingen - later bekend komen te staan als het “Endowment model” (schenkingsmodel). Tegenwoordig zijn alternatieven als private equity en private debt populair onder een brede groep aan beleggers.
Abma: ‘Private markten bieden een aantrekkelijk rendement, en bewegen niet of nauwelijks mee met aandelen- en obligatiemarkten of dalende rentes. De beweeglijkheid in de portefeuille gaat dus omlaag, en het rendement blijft op peil.’ Beleggers moeten wel zorgvuldig zijn met wat ze doen in de private debt markt, voegt Abma toe. ‘Je kan niet plompverloren in MKB-leningen springen.’
MKB-leningen
OHV belegt in verschillende private debt categorieën zoals: exportfinancieringen en sinds een aantal jaren MKB-leningen. De opslag op die leningen is volgens Abma hoog, terwijl de duratie kort is en dus geen last heeft van rentestijgingen. Ook worden de leningen lineair afgelost waardoor je rente-inkomsten kunt herbeleggen tegen hogere coupons nu de rente stijgt, het zogenaamde “herbeleggingseffect”.
Voor MKB-leningen vereist OHV minimaal 80 procent onderpand in haar MKB-fonds. ‘Stel je hebt een lening van 5 jaar van een half miljoen die lineair aflost. Het onderpand, vaak Nederlands vastgoed, met een waarde van 400.000 euro (80 procent), blijft hetzelfde tijdens de aflossingsperiode van de lening, of wordt zelfs meer waard door de stijging van huizenprijzen. Na 1 jaar looptijd heb je hierdoor al 100 procent onderpand.
Na verloop van tijd stijgt dus de onderpandwaarde met tientallen procenten, terwijl de lening gewoon wordt afgelost. Dat maakt MKB-leningen een minder risicovolle, en tevens lucratieve belegging dan dat de meeste beleggers vermoeden’, legt Abma uit.
‘Door kort te beleggen in duratie en actief management hebben we de stijgende renteschade goed kunnen beperken. Aanvangsrendement voor de komende 4 jaar ligt ruim boven de 4 procent per jaar waarin het herbeleggingseffect en rolling down the yield curve effect - het maximaliseren van het totale rendement van een obligatie door gebruik te maken van de rendementscurve - niet zijn meegenomen’, aldus Abma.
Exportfinancieringen
Een ander belangrijk product voor OHV zijn exportfinancieringen. ‘Stel dat Philips als exporteur een MRI-scan apparaat verkoopt aan een Zuid-Amerikaans bedrijf, dan heeft het bedrijf in kwestie een lening nodig in veel gevallen. Als ze dat geld lokaal moeten lenen is de rente doorgaans te hoog. Met de directe garantie van de Nederlandse staat (Atradius Dutch State Business) kunnen wij een lening verstrekken aan de koper in Zuid-Amerika. Zo kunnen wij ons geld beleggen, kan de importeur het product afnemen, en zwengelt de Nederlandse staat de export aan terwijl de belegger een opslag van 1,5 procent gemiddeld boven Nederlands staatspapier ontvangt’, vertelt Abma.
‘Onze toegevoegde waarde is dat we contact hebben met de exporteur. Wij verzorgen de contracten, en wij monitoren of de koper zijn verplichtingen nakomt. Er zit veel werk in omdat al die leningen op naam staan, maar daardoor is het rendement ook hoger.’
Het valt Abma op dat veel Nederlandse exporteurs niet op de hoogte zijn van het feit dat ze exportfinancieringen geregeld kunnen krijgen tegen extreem lage rentes en garanties van de Nederlandse staat. ‘Aan de beleggingskant kent men het product wel’, vertelt Abma, ‘maar institutionele beleggers moeten het inpassen in de strategie. Steeds meer institutionele beleggers hebben het mandaat gekregen om daarin te beleggen’.
De toekomst van de 60/40 verdeling
Kijkend naar de toekomst van de 60/40 portefeuille ontwaart Abma dat het model in zwaar weer zit, maar hij schrijft het nog niet helemaal af. ‘Er zou een interessante tijd kunnen aanbreken voor bedrijfsobligatiebeleggers.’
‘Net voordat de rente begon te stijgen zag ik veel beleggers stoppen met defensieve profielen. Nu zie je enorme stijgingen in coupons op bedrijfsobligaties. Een bedrijf als Ceconomy, het moederbedrijf van Mediamarkt, betaalde vorig jaar 1,75 procent rente voor hun leningen, tegenwoordig 11 procent. Dat bedrijf heeft nét geen investment grade kredietwaardering. Dat is uiteraard zeer lucratief, maar bij een recessie ook zeer risicovol’, besluit Abma.